In het kloppende hart van mijn Wolluk mijn stad
zit een man op een bankske en hij mijmert maar wat
over ’t Heike en de Crispijn, de Antoniusstraat en de Zeine
daarginds achter de spoorlijn wat was het er fijn
Van dat Wollukse leven wat is er van overgebleven
alleen nog de herinnering, ja dat weet hij
van de Putstraat tot Borruk was niks te zien
nog geen huizen en nog geen wegen
Wolluk is toch wel zo veranderd de laatste tijd
Na de schooltijd spelen op straat
met zijn vriendjes tot ’s avonds laat
hoepelen, knikkeren en lopen op stelten
en soms ook wat kattenkwaad
Na het eten de mannen wat rikken
moeders bijverdienen met stikken
want arm ja, dat waren zij
met wat extra’s waren ze blij
Met de kermis kreeg hij extra centen
om een suikerspin te kopen
nog wat over om ’t Lunapark in te gaan
met zijn vrienden wat flink doen en dan stiekem
achter meisjes aan gaan lopen
in de hoop dat er eentje hem zag staan
In gedachten loopt hij weer
op de markt op en neer
van Pulles Heesbeen tot Musis Sacrum
in het weekend elke keer
jongens stoer en meisjes verlegen
soms was ’t leuk en soms viel ’t tegen
‘n glimlach en dan ’n zoen
ja daar moest hij het toen wel mee doen
Van Besoyen naar Borruk was een heel eind
’n heel stuk om te lopen
de Grotestraat de Loeffstraat de Borrukse sticht en ‘t kanaal
mensen hadden het zwaar, weinig poen
bijna niks om te kopen
en maar hopen op betere tijden deden ze toen
Maar het was ook gezellig toen hij later
bij het Lido kon gaan dansen
met vrienden en vriendinnen hadden ze pret
met muziek van The All Stars op de dansvloer
om lekker te gaan sjansen
en met Bob Smit en zijn Duke City Sextet
Daar zit hij dan op zijn bankske
te denken aan de vroegere tijd
Wolluk blijft toch zijn plekske
dat gevoel raakt hij nooit meer kwijt
Van dat Wollukse leven
wat is er van over gebleven
alleen de herinnering, ja dat weet hij
want het Lido is weg en ’t Hoefsven
alles lijkt in een ver verleden
en toch maken die gedachten hem weer blij