Een Hollander ontdekt Brabant
Ik moet Waalwijk opzoeken in mijn grote Bosatlas als ik de personeelsadvertentie van de plaatselijke scholengemeenschap onder ogen krijg. Op een zonnige dag tuig ik ernaar toe voor een sollicitatiegesprek.
Aangezien ik geen rijbewijs heb, ben ik aangewezen op het openbaar vervoer. Op het station in Beverwijk, mijn toenmalige woonplaats, bestel ik nietsvermoedend een retourtje Waalwijk. De man achter het loket schudt meelijdend zijn hoofd.
‘Dat zal niet gaan, meneer,' zegt hij. ‘Waalwijk heeft geen NS-station. U kunt in Haarlem de trein naar Maastricht nemen. Die stopt in ’s-Hertogenbosch. Daar moet u verder met de bus.’
De rit met de Brabantse Buurtspoorwegen en Autodiensten geeft me alle gelegenheid de Langstraat, mijn toekomstig woongebied, rustig te bekijken. Door boomrijke klinkerwegen verbonden dorpen met spannende namen als Vlijmen, Nieuwkuijk, Drunen. Links en rechts verspreide bebouwing. Boerderijen, bedrijfjes en een enkel café. In een dorpskern partycentrum De Ster.
Na drie kwartier zet de bus mij af op een langgerekt ovaal trottoir midden in Waalwijk. Het Raadhuisplein. Ik blijf even staan voor het monumentale raadhuis, dat mij vreemd vertrouwd voorkomt. Ben ik hier ooit eerder geweest? Wacht eens, die natuurstenen onderstukken, massieve bakstenen muren, de compacte bouw. Het lijkt de kerk van Onze Lieve Vrouw van Goede Raad in Beverwijk wel. Een ontwerp van Kropholler. Mijn parochiekerk, waar ik de Plechtige Hernieuwing der Doopbelofte heb gedaan. Is die omstreden architect hier ook aan de gang geweest?
Ik schud het hoofd en loop de Grotestraat in. Links een oud hotel met een fraaie houten veranda. Even verder een restaurant waarop met grote letters Jan de Nijs. Ik heb honger en ga naar binnen. De menukaart vermeldt als naam van dit etablissement De Gecroonde Leersse. Het interieur is precies zoals ik mij dat van een Brabants café voorstel. Bruin. Tafeltjes met pluchen kleedjes. Plavuizen vloer. Biljart. Warm licht van schemerlampjes tegen berookte muren met houten lambrisering. Achterin, gedeeltelijk aan het oog onttrokken door schuifdeuren, een grote zaal. Hier oefent de harmonie, denk ik en worden wedstrijden gehouden in typisch Brabantse kaartspelen, die ik nog moet leren. En natuurlijk komen hier op zondagmorgen duivenliefhebbers bijeen.
Aan de vrouw die mij de uitsmijter met spek komt brengen, vraag ik: ‘Hoe heet deze zaak nu eigenlijk, Jan de Nijs of De Gecroonde Leersse?’
‘Ko de Nijs’ antwoordt ze droog en loopt weg. Duidelijk.
Nu – bijna 40 later – is Ko de Nijs er niet meer. Net zo min als het fraaie pand met de veranda. Waalwijk is veranderd, en ik ook. Misschien ben ik geen Brabander geworden, maar toch zeker Waalwijker.
Het gemeentehuis is er nog wel, bezig aan een tweede leven. En het is echt van Kropholler.
- Frans Hagendoorn maart 2015