Skip to main content

columns / verhalen

Hedde’t al geheurd
Van d’n dieje en d’n dieje
Wètt’r ies gebeurd
Mee d’n dieje en d’n dieje

Hedde’t al geheurd
Verhalen vertellen
Over mensen
Wat ze doen en laten
En wensen

over columns / verhalen

Een plek op wolluk.nl waar we op zoek gaan naar verhalen en meningen over of uit Waalwijk. De richtlijnen voor een column zijn dat het over Waalwijk gaat en dat er zo'n 250-300 woorden gebruikt worden. Columnt u mee?

Voor een Wollukse eeuweling blijven Borruksen vreemden

Tina Vugts-Span woont al een hele poos in Antoniushof. Vorige maand werd ze 100. Tina was een van de eerste baby's in de nieuwe gemeente Waalwijk, die 1 januari 1922 werd geboren uit een van hogerhand opgelegde fusie van Waalwijk, Baardwijk en Besoyen. Dat feit zal dit jaar op meerdere fronten gevierd en herdacht worden.

Ik kon onlangs even met Tina buurten. Met hulp van dochter Ria. Want haar moeder hoort niet best meer.

Tina is de weduwe van Sjef Vugts, een Bekende Waalwijker met grote kennis over de lokale historie. Ik wilde van Tina graag iets horen over de vroegere omgang tussen mensen uit de drie kernen. Baardwijk was immers voordat de schoenindustrie opkwam een boerendorp. Waalwijk 'de stad' met grote klasseverschillen binnen de gemeentegrens. En Besoyen was sowieso een beetje vreemde eend in de Brabantse bijt, want overwegend protestant.

Tina is geboren in de Crispijnstraat, midden in een arbeidersbuurt. Ten zuiden van de spoorlijn, het huidige Halvezolenpad. Daar woonden andere Waalwijkers dan ten noorden van het spoor, leggen Tina en haar dochter uit. 'Moeder kwam uit 't Haaike', zegt Ria. Wie van daaruit over het spoor naar de winkels of de markt ging, ging naor veure aon de straot. En daarna weer terug naor aachter. Het moge duidelijk zijn dat veur een streepje voor had op aachter.

Ria vertelt: 'Nadat ons ma in 1947 in de Grotestraat kwam wonen, wilde ze nooit meer terug naor aachter. Ze kon nadat ons pa gestorven was verhuizen naar een ouderenwoning in het Rembrandtpark. Dat is tegenwoordig in de beleving van mensen toch best een sjieke buurt. Maar geen haar op haar hoofd dat daar over peinsde, want dat was en bleef toch terug naor aachter, en dat wilde ze niet meer. Dat gevoel heeft ze haar hele leven gehouden.'

De drie kernen waren aparte werelden. Volgens Tina 'waren Baardwijkse mensen nog aparter dan Besoyense'. Haar dochter: 'Het waren Besoyense mensen en Borrukse meense. Dat was een groot verschil'. Ook in Antoniushof spelen de verschillen voor iemand zo oud als Tina nog een rol. 'Hier op de gang kwam een paar jaar geleden een vrouw uit Baardwijk wonen', vertelt ze. 'Daar krijg je gewoon geen contact mee. Ik weet ook niet waarom.'

Angst voor het vreemde is blijkbaar van alle mensen en tijden. Alleen begon dat vreemde een eeuw geleden al een paar kilometer verderop.

  • Joep Trommelen februari 2022 (gepubliceerd in Brabants Dagblad)

Een Hollander ontdekt Brabant

Ik moet Waalwijk opzoeken in mijn grote Bosatlas als ik de personeelsadvertentie van de plaatselijke scholengemeenschap onder ogen krijg. Op een zonnige dag tuig ik ernaar toe voor een sollicitatiegesprek.
Aangezien ik geen rijbewijs heb, ben ik aangewezen op het openbaar vervoer. Op het station in Beverwijk, mijn toenmalige woonplaats, bestel ik nietsvermoedend een retourtje Waalwijk. De man achter het loket schudt meelijdend zijn hoofd.
‘Dat zal niet gaan, meneer,' zegt hij. ‘Waalwijk heeft geen NS-station. U kunt in Haarlem de trein naar Maastricht nemen. Die stopt in ’s-Hertogenbosch. Daar moet u verder met de bus.’
De rit met de Brabantse Buurtspoorwegen en Autodiensten geeft me alle gelegenheid de Langstraat, mijn toekomstig woongebied, rustig te bekijken. Door boomrijke klinkerwegen verbonden dorpen met spannende namen als Vlijmen, Nieuwkuijk, Drunen. Links en rechts verspreide bebouwing. Boerderijen, bedrijfjes en een enkel café. In een dorpskern partycentrum De Ster.
Na drie kwartier zet de bus mij af op een langgerekt ovaal trottoir midden in Waalwijk. Het Raadhuisplein. Ik blijf even staan voor het monumentale raadhuis, dat mij vreemd vertrouwd voorkomt. Ben ik hier ooit eerder geweest? Wacht eens, die natuurstenen onderstukken, massieve bakstenen muren, de compacte bouw. Het lijkt de kerk van Onze Lieve Vrouw van Goede Raad in Beverwijk wel. Een ontwerp van Kropholler. Mijn parochiekerk, waar ik de Plechtige Hernieuwing der Doopbelofte heb gedaan. Is die omstreden architect hier ook aan de gang geweest?
Ik schud het hoofd en loop de Grotestraat in. Links een oud hotel met een fraaie houten veranda. Even verder een restaurant waarop met grote letters Jan de Nijs. Ik heb honger en ga naar binnen. De menukaart vermeldt als naam van dit etablissement De Gecroonde Leersse. Het interieur is precies zoals ik mij dat van een Brabants café voorstel. Bruin. Tafeltjes met pluchen kleedjes. Plavuizen vloer. Biljart. Warm licht van schemerlampjes tegen berookte muren met houten lambrisering. Achterin, gedeeltelijk aan het oog onttrokken door schuifdeuren, een grote zaal. Hier oefent de harmonie, denk ik en worden wedstrijden gehouden in typisch Brabantse kaartspelen, die ik nog moet leren. En natuurlijk komen hier op zondagmorgen duivenliefhebbers bijeen.
Aan de vrouw die mij de uitsmijter met spek komt brengen, vraag ik: ‘Hoe heet deze zaak nu eigenlijk, Jan de Nijs of De Gecroonde Leersse?’
‘Ko de Nijs’ antwoordt ze droog en loopt weg. Duidelijk.
Nu – bijna 40 later – is Ko de Nijs er niet meer. Net zo min als het fraaie pand met de veranda. Waalwijk is veranderd, en ik ook. Misschien ben ik geen Brabander geworden, maar toch zeker Waalwijker.
Het gemeentehuis is er nog wel, bezig aan een tweede leven. En het is echt van Kropholler.

  • Frans Hagendoorn maart 2015

Gij oewe zin

Mij is gevraagd om een column te schrijven over Wolluk. Beetje vreemd, ik ben opgegroeid in ’t Hoekske en ik woon nu al meer dan 25 jaar in Drunen. Ik heb wel in Wolluk gewoond, een jaar of zeven. En ik heb er zelfs drie scholen bezocht.

Wolluk leerde ik op zondagen kennen. Dan gingen mijn vader en moeder, samen met ons - drie kinderen - naar de Antoniuskerk. Op de fiets, een auto hadden we niet. Wat me nog het meest fascineerde aan die kerkgang was dat mijn vader als een blok in slaap viel als pastoor Lam aan zijn preek begon. Was dat verhaal afgelopen, dan werd pa meteen weer wakker. Hij had inderdaad niks gemist.

De lagere school heb ik doorgebracht in Kaatsheuvel. De overbuurjongens gingen ook naar de Bernardusschool, fiets maar mee. Zo ging dat toentertijd. De middelbare school was een slalom door Wolluk. Jaartje lts op het Vredesplein, maar ik had twee linkerhanden. Dus mocht ik naar de Michaël-mavo, want de theorievakken lagen me beter. Netjes de school doorlopen, daarna naar het volgende adres: het Dr. Mollercollege, havo-top. Mooie tijd gehad, zeker bij Frans Vercauteren, leraar geschiedenis. Had zelf het geschiedenisboek geschreven, 'Mensen en Machten'. Blijkbaar deugde dat voor geen meter: we hoefden er nooit in te kijken.

Wolluk, dat was voor mij ook RKC. Als pupil lid geworden, ik kon er geen hout van. Verloor met RKC A3 met 30-0 van RKC A1. Dolf Timmermans scoorde vijftien keer. Treurig? Nee, de week daarop stonden we weer op het veld. Nieuwe hoop bood nieuwe kansen. Alleen was het jammer dat we altijd kansloos waren. 22 wedstrijden geklungeld, 0 punten. Meer dan 260 doelpunten tegen, twee zelf gescoord. Eentje van mijn voet, bij Baardwijk. Ik schoot de bal onverhoeds tegen de touwen, wilde eigenlijk een voorzet geven. Jos Klerx gepasseerd. Hij moet het als een schande hebben ervaren. Misschien dat-ie daarom zijn keepershandschoenen heeft ingeruild voor een scheidsrechtersfluit.

Verkering gekregen in Wolluk. Niet verloofd, wel getrouwd. Gewoond aan de Grotestraat in zo’n premie-A-woning. Ik werkte in Wolluk, aan de Meerdijkschool. Beide kinderen zijn in Wolluk geboren, in het ziekenhuis. Dwarsliggers, toen al. Geintje, het is allemaal goed gekomen.

In 1989 naar Drunen verhuisd. Nee, het is geen Wolluk. Het is gewoon Drunen. Daar staan ook huizen, er wonen en werken ook mensen. Ze hebben ook hun goede en minder goede kanten. Wat ik hiermee wil zeggen? Wolluk of Drunen, het maakt niet zoveel uit om ergens gelukkig te zijn. Daar kun je ook zelf veel aan doen.

  • Kees Klijn september 2014

Wolluk

RKC gaat waarschijnlijk degraderen. Wat blijft, zijn de herinneringen aan die avondjes 'Wolluk', waar de mensen nog goed zijn.

Begin dit jaar was het twintig jaar geleden dat ik voor het eerst een thuiswedstrijd van RKC bijwoonde. RKC - Ajax, 2 februari 1994.

De datum moest ik uiteraard opzoeken, maar twee dingen herinnerde ik me nog goed: dat het een avondwedstrijd bij kunstlicht was en dat het koud was.

Ik bezocht Waalwijk als aanhanger van de bezoekende club van die avond en tot op de dag van vandaag is Waalwijk de enige voetbalstad ter wereld waar ik iemand tegenkwam die niet op de hoogte was van het feit dat er in zijn woonplaats een profvoetbalclub actief was.

Ga dat maar eens zoeken in Engeland of Schotland: een stadje waar volwassen mannen vraagtekens in de ogen krijgen wanneer je ze de weg naar het plaatselijke voetbalstadion vraagt. In Waalwijk bestaat het. Het bestond althans in 1994.

We moesten de weg vragen omdat we bij een verkeerde halte uit de streekbus vanuit 's-Hertogenbosch waren gestapt en ineens in een woonwijk stonden. We zagen nergens lichtmasten en op straat was niemand te bekennen.

Lange fietsenstalling
Pas na een hele tijd om ons heen kijken, ontwaarden we een man in de avondnevel. Hij was bezig zijn hond uit te laten op een kinderspeelveldje.

We vroegen de man of hij wist waar het stadion was.

"Stadion?" vroeg hij. Hij trok er een gezicht bij alsof we hem net hadden gevraagd of hij misschien de beroemde man met de drie piemels was.

"Ja. Stadion", zeiden wij. "Het stadion van RKC. We komen voor de wedstrijd."

"RKC?" vroeg de man. "Als u de sportvelden zoekt, moet u die kant op."

We liepen die kant op. Net toen we vermoedden dat de man ons een poets van het type 'Do ist der Bahnhof' gebakken had, besloten we, staand voor een lange fietsenstalling, nog maar eens een Waalwijker de weg te vragen.

De fietsenstalling bleek dus het stadion te zijn. Sportpark Olympia.

Drumband
Tot vlak voor de aftrap dronken we bier in de kantine van een naast het voetbalveld gelegen amateurvereniging waar supporters van de tegenpartij van harte welkom waren - en na de wedstrijd keerden we er terug. Tussendoor won Ajax met 3-0 (de uitslag moest ik opzoeken), een clean sheet, ondanks de aanwezigheid van Marco Boogers én Harry Decheiver bij RKC.

Sportpark Olympia verdween, het Mandemakers Stadion kwam, maar dat donderde allemaal niets: ik bleef jaar in jaar uit met veel plezier in Waalwijk komen.

Nooit zal ik de najaarsavond in 2002 vergeten waarop de scheidsrechter de tweede helft wilde laten beginnen, maar de drumband Wilhelmina van geen wijken wilde weten. Onverstoorbaar toeterde men voort. Zelfs toen stewards de dansmariekes en muzikanten met zachte dwang van het veld hadden gebonjourd, speelden ze buiten het stadionnetje gewoon verder tot het klaar was.

En dan had je natuurlijk nog Khalid Sinouh, de keeper die - wanneer je hem maar lang genoeg bleef jennen - vroeg of laat terug ging praten tegen het uitvak. En daarna ging 'ie dan fouten maken.

Kneuterig
Zondag degradeert RKC Waalwijk waarschijnlijk. Dat kan nu eenmaal gebeuren. Degradanten horen bij een competitie. Toch zal ik, zonder krokodillentranen te willen huilen, RKC een beetje missen, ook al proberen nog zoveel mensen me ervan te overtuigen dat een dergelijk 'lelijk eendje' niet in onze elitedivisie 'hoort'.

RKC stond altijd voor ongeveer alles dat het Nederlandse lekker klein en kneuterig hield. Als RKC eruit vliegt, komt er een nog kleiner clubje met een nog veel kleiner stadion voor in de plaats, maar toch: Kralingen is geen Waalwijk. RKC was altijd een vertrouwde oase van Brabantse dorpsheid in de hoogste divisie van ons profvoetbal. Precies daarom houd ik van de eredivisie, geloof ik.

Laten we proosten op de Waalwijker die het RKC-stadion niet kende, voordat we het zelf ook zijn vergeten.

  • Menno Pot mei 2014 (gepubliceerd op NUsport)

De Olympische Dieren–Spelen

Er zat een papegaai in een boom te niksen. Opeens hoorde hij iets. Het kwam van rechts. Pjotr de papegaai vloog erheen en zag veel mensen bij de Olympische Spelen! Pjotr de papegaai bedacht; “Dat wil ik ook. In het bos. En dan word ik journalist.
Drie maanden later was het zover; De Olympische Spelen in het bos voor alle dieren. Bijna alle dieren deden mee of kwamen kijken. Iedereen dacht dat er niks mis kon gaan. Maar dat hadden ze fout. Opeens kwam er een roofvogel aangevlogen! En er hing iets groots om zijn nek! Wat zou dat zijn?, dachten alle dieren en ze tuurden omhoog naar de roofvogel.
Plotseling liet Rudolf de roofvogel een Gouden Winbeker vallen. Hier was iedereen blij mee, want die was natuurlijk voor de winnaar van de Olympische Spelen.
Even later kwam de roofvogel recht naar beneden suizen. Alle dieren schrokken zich een hoedje. Maar al gauw merkten de dieren dat de roofvogel heel aardig was. “Ik ben Rudolf”, zei de roofvogel tegen Pjotr de papegaai, “mag ik meehelpen als hulp-journalist?” Dat mocht.
Voor de mestkevers was er een hardloopwedstrijd waarbij ze een mestballetje vooruit moesten rollen. Mickey de Mestkever won. “Gefeliciteerd Mickey!” zei Pjotr de papegaai, “Je wint een Gouden Medaille.”
Bij de slakkenrace won Slomerd want hij was het allerlaatst bij de finish!
Midden in het bos bij het meertje gingen de dolfijnen hoogspringen. Rudolf vertelde door de microfoon dat hij een mop kende over dolfijnen: “Er waren eens twee dolfijnen en de ene dolfijn vroeg aan de andere: “Heb jij het hier ook zo Dol-fijn?”
Alle dolfijnen en andere dieren lachten en lachten. Toen Dorien de Dolfijn moest springen, had ze zo de slappe lach door de mop dat ze nét niet hoog genoeg sprong. Daarom had Dorien de Zilveren Medaille.
De bevers deden een wedstrijd Het Snelst Bomen Omknagen. Alle dieren wilden de knaagkunsten van de bevers graag zien. Billie de Bever was net naar de tandarts geweest en knaagde supersnel. Hij won.
Bij de spinnen deed Sara de Spin haar best om het mooiste web te maken in één minuut. Omdat ze op de webschool niet altijd goed had opgelet wist ze ineens niet meer hoe ze knoopjes moest leggen. Ze verloor helaas.
Toen kwam het laatste en lawaaierigste deel van de Spelen. Welke haan zou het hardst kunnen kraaien? Pjotr de papegaai vroeg aan alle dieren alle oren even dicht te vouwen. Hannah de Haan maakte zich klaar om te kukelen maar………. er kwam geen geluid uit haar snavel. Ze was haar stem kwijt! Helaas,Hannah werd daardoor laatste en kreeg een Bronzen Medaille.
Rudolf vroeg alle dieren stil te zijn omdat Pjotr de winnaar van de Winbeker bekend ging maken: “Stilte in het bos! De winnaar, is degene die het hardst en langst is aangemoedigd door alle dieren……..
Slomerd de Slak! Geef hem een groot applaus met al jullie pootjes!”
“Maar hoe moet dat nou?”, piept Slomerd de Slak, “die Winbeker past toch nooit in mijn huisje?!”

  • Loes de Groot oktober 2013 (winnend verhaal van de door de Vrienden van Kunstencentrum Waalwijk georganiseerde verhalenwedstrijd)

Brabants meisje

"Dág!"
Het meisje dat deze groet uitte, zat op de passagiersplaats van een geparkeerde auto. Ze was alleen. De bestuurder, een stevige vrouw, was net uitgestapt en naar een rij winkels gelopen. Het meisje had het zijraampje laten dalen terwijl ze aan een ijsje likte. Eerst dacht ik dat haar groet voor iemand áchter mij was bedoeld, maar omdat ze mij bleef aankijken, vroeg ik voor de zekerheid: "Heb je het tegen mij?"
Ze knikte, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat je als tiener een gesprek met wildvreemde mensen begon. Mijn vrouw zat naast mij. We hadden een flink stuk gefietst en rustten uit op een bank langs een weg door Zwanenburg, een dorp ten westen van Amsterdam. De auto met het meisje stond aan de andere kant van de weg, op een meter of vijf van ons vandaan.
Dit deel van het dorp liet aan troosteloosheid weinig te wensen over. Een groepje onooglijke winkels, een stinkende viszaak, een gesloten Chinees restaurant en een schaars bezet parkeerplein, dat geschikt zou zijn voor een snelle afrekening onder maffiosi.
"Woon je hier?" vroeg ik.
"Nee, we zijn op bezoek bij mijn oom en tante, hier om de hoek."
"Waar kom je dan vandaan?"
"Waalwijk."
Ze had donker haar, een gaaf gezicht en ogen die met grote onbevangenheid de wereld inkeken. Ze vonden het gewoon 'best leuk' om even met ons een praatje te maken, als we haar maar niet kwalijk namen dat het likken aan het ijsje moest doorgaan.
"Ik kom ook uit Brabant", zei mijn vrouw. "Eindhoven."
"O ja? Leuk!"
"Vind je Waalwijk fijn?" vroeg ik.
"Is het groter dan Zwanenburg?"
"Véél groter."
"En is er genoeg te doen?"
"Waalwijk heeft alles", zei ze beslist. "Een groot winkelcentrum. RKC natuurlijk, al geef ik zelf niet veel om voetbal. En bij ons komt ook die homo uit Gooische Vrouwen vandaan, hij heeft in Waalwijk op school gezeten."
Ik wisselde een snelle blik met mijn vrouw. Homo uit Gooische Vrouwen? Het zei ons niets, wij hadden dit tv-programma nooit gezien.
Maar ik wilde het meisje niet teleurstellen en knikte als een kenner.
"Hoe oud ben je?" vroeg ik.
"Dertien."
"En wil je altijd in Waalwijk blijven?"
Ze knikte. "Ik ken er iedereen, mijn hele familie woont er."
"Ben je wel eens in Amsterdam geweest?"
"Heel vaak met mijn ouders."
"Zou je er later niet naartoe willen?"
"Ik vind het er zo druk", zei ze.
"Al die auto's, al dat lawaai. Er zijn ook zoveel buitenlanders en ze spreken allemaal andere talen. Ik kan ze niet goed verstaan. Dat hebben wij in Waalwijk niet. En ze stelen ook veel."
"Dat valt wel mee", zei mijn vrouw. "We wonen er vijftien jaar en er is nog nooit iets van ons gestolen."
Ze luisterde verbaasd en likte nu alleen nog mechanisch aan haar ijsje. Zo hoorde je nog eens wat, op een zaterdagmiddag in Zwanenburg. Daar kwam de vrouw die de auto bestuurd had, aangestapt met flessen water en wijn in een doorzichtige tas. Haar moeder? We wilden het niet vragen. Het meisje zwaaide naar ons en deed het raampje dicht.
Terwijl ze wegreden, zei ik tegen mijn vrouw: "Ken jij Waalwijk?"
"Nee, nooit geweest."
"Dan gaan we er binnenkort naartoe", besliste ik. "Voor een tegenbezoek."

  • Frits Abrahams maart 2012 (gepubliceerd in NRC)

Maria van de haven

Nog niet zo heel erg lang geleden kwam een havenmeester thuis van een reis naar Maastricht. Wat ‘ie daar allemaal gedaan en gelaten heeft weet niemand, behalve de havenmeester. Maar hij kwam terug in Waalwijk met een Mariabeeld. Had hij het daar gekocht, gekregen, meegenomen misschien? Niemand die het wist, behalve de havenmeester.

Hij liet een heus kapelleke bouwen voor zijn nieuwe vriendin. Een eenvoudig optrekje, niet meer dan een nis groot met de opening op het oosten. Want daar komt de wijsheid vandaan, zeggen ze.
En Maria had een schitterend uitzicht over de weidsheid van de uiterwaarden aan de Maas. Wijsheid en weidsheid dus. Wat kun je een vrouw meer geven. En onderdak dus.

Het gebeurde aan het eind van een barre winter met uitzonderlijk veel sneeuwval, ook in de landen om ons heen. Toen de sneeuw langzaamaan ging smelten steeg het peil van de rivier en via Maastricht kwam veel water deze kant op. Het klotste tegen de zomerdijk aan.
Onze Maria bevond zich op het niveau van de weilanden en kwam alras geheel en al onder water te staan. Dit houdt geen enkel mens lang vol, zelfs Maria niet en ze is gaan zwemmen. Wat ook weer niemand wist, behalve de havenmeester, maar die kwam er pas achter toen een paar weken later het water zakte en hij zijn Maria miste, ze was weg. Door het water meegenomen? De havenmeester bleef de omgeving afspeuren in de hoop zijn lieve vrouwe terug te vinden.

Na 33 dagen zag hij haar terug, stroomopwaarts, een halve kilometer van zijn boot vandaan. Wilde ze terug naar Maastricht zwemmen of wilde Maastricht haar terughebben? Niemand die het weet, behalve misschien de havenmeester. Hij had zijn Maria terug. Ze staat weer in haar kapelleke. Maar de havenmeester heeft er een ijzeren poortje in laten hangen.

  • Hans Branderhorst februari 2012

Het wonder van RKC, werk van God, Brood en verlosser Sno

Een wonder is iets buitengewoons, iets dat niet door gewone natuurkrachten voortgebracht kan worden; een miraculeuze gebeurtenis waardoor alom bewondering opgewekt wordt. Gelovigen verklaren een wonder graag als het werk van God, maar in Waalwijk denken de voetbalfans dus dat trainer Ruud Brood de hand erin heeft gehad; in het Wonder van Waalwijk, zoals de vliegende start van RKC na vier competitiewedstrijden al wordt genoemd.

Dus ik van de week op bedevaart naar Wolluk, mijn eigen geboortedorp nota bene, dat sinds de start van de competitie ook wel als het Lourdes van de Nederlandse eredivisie wordt gezien. Ik wilde het Wonder van Waalwijk nu wel eens met eigen ogen aanschouwen.

Maar op 200 meter hemelsbreed van de hockeyvelden van de KMHC Waalwijk waar ik onder de houten tribune ooit mijn eerste kusje ontving, bleek Brood niet over water te lopen. En zijn apostelen evenmin. Al had assistent-trainer Rob Maas in de verte wel wat van de messias weg en dribbelde Evander Sno, met dat prachtige opwapperende rastahaar van 'm, toch ook als een soort verlosser in het rond. De voormalige Ajacied wordt in Waalwijk hoe dan ook als een geschenk Gods beschouwd. En dat Sno weer helemaal is opgeknapt nadat hij vorig jaar september tijdens een potje voetbal door een hartstilstand werd getroffen en tijdens het kwartiertje reanimatie dat volgde de dood stiekem even in de ogen keek, mag op zich een klein mirakel heten. En dat is de ingebouwde hartdefibrilator waarmee Sno nu weer de sterren van de hemel speelt, in feite ook.

Dat de prestatie van RKC na drie gewonnen wedstrijden op een rij al een wonder wordt genoemd, doet mij als geboren en getogen Waalwijkse uiteraard deugd, maar een écht wonder was het pas dat amateurclubje RKC in 1984 toetrad tot de wereld van het betaald voetbal; een stap die zijn oorsprong vond in de bergen zwart geld die suikeroom Piet van der Pennen onder tafel schoof en het talent van technisch directeur Piet Kipping om (veelal transfervrije) spelers op de kop te tikken, die elders bij het oud vuil waren gezet en RKC als de beroemde springplank beschouwden. En zo werd drie jaar later de eredivisie al bestormd.

Man, man, man. Dat was me wat. Kwamen Ajax en Feyenoord ineens op bezoek. Had PSV Romário, maar wij Adje van de Wiel. We wisten in Waalwijk niet wat ons overkwam. En de vedetten van de tegenstander ondertussen maar klagen over het ijskoude water in de douches van de kleedkamers met betonrot en ginnegappen dat Sportpark Olympia meer van een tochtige fietsenstalling dan een voetbalstadion weg had.

Wij van Waalwijk beschouwden de titel 'lelijke eendje van de eredivisie' als een prachtige geuzennaam en wonnen op 25 september 1988 nog doodleuk van het chique Ajax ook. Als meisje van dertien stond ik wiebelend op het zadel van mijn fiets om over het hek te kunnen gluren en zag hoe in de verte mijn culthelden Cees Schapendonk en Koko Hoekstra in de kluts voor de drie Waalwijkse doelpunten zorgden.

En dát was pas echt een wonder.

  • Renate Verhoofstad november 2011 (gepubliceerd in AD)

Van oude mensen de dingen die voorbij gaan

Nou zeg ik niet dat oud worden per definitie een crime is - maar stiekem denk ik van wel, vooral na mijn veertigste verjaardag. En sinds ik in het vooruitzicht verkeer mijn moeder een scootmobieltraining te geven op hetzelfde pleintje waar mijn zoon nog niet zo lang geleden heeft leren fietsen, is dat gevoel er niet minder op geworden. Oud zijn is namelijk hartstikke out.

Wat moeten we met de generatie babyboomers die zanikt over hun pensioen en tegelijkertijd nog steeds de macht in handen heeft? Met die rij bejaarden voor de pinautomaat? Een hele tijd geleden werden rolstoelers in groepsverband al geweerd in Almere en Oude Pekela (google ‘Hang Oud’); in ‘de stad’ Wolluk neemt het aantal hangsenioren ook hand over hand toe. Kandinsky, Café City, Petit Paris en ’t Slot: het wemelt ervan.

Typisch, omdat Waalwijk niet bekend staat om het koesteren van de eigen geschiedenis. Sterker: uitblinkt in het slopen dan wel laten versloffen of afbranden van zijn oude gebouwen. Maar al te vaak afstand neemt van prachtige karakteristieken, van oorspronkelijke natuurgebieden, van het verleden in het algemeen. Zwembad het Hoefsven, het Lido, het Broederklooster, Ko de Nijs.

Er lijkt in positieve zin iets te zijn veranderd, sinds een jaar of wat. In Wolluk dan, qua kijk op de historie. Maar niet wat betreft de landelijke blik op ouderen. Want die blijft onverminderd negatief. Jammer: juist deze mensen vertegenwoordigen het niet eens zo heel grijze verleden. Zij hebben verhalen te vertellen die de moeite waard zijn, al dan niet met een cultuurhistorisch ankerpunt. Als je maar luistert.

Ondertussen rijden bejaarde scootmobielers stevig door, in de Wollukse winkelstraten (ondanks de koude kerstversiering in ons centrum: het equivalent van de paskamerspiegel in een willekeurige discountzaak). En geef ze eens ongelijk. Waar zou je nog bij stilstaan, hier? Misschien voor een praatje...

  • Monique van Mierlo september 2011

Gewoon terugmaauwen!!!

Wat is typisch Waalwijks? Stel deze vraag en het antwoord zal opvallend vaak zijn: mauwen, of liever gezegd maauwen, de extra a is in dit geval essentieel. Zeuren vanuit een negatieve houding, dat is maauwen. Waalwijkers zien de wolken eerder dan de zon, en wassen door te maauwen ook hun handen in onschuld. Het ligt immers niet aan mij, maar aan ‘hullie’.

RKC weer naar de eredivisie? Die vliegen er meteen weer uit, riposteert de ware maauwer. Een centrummanager voor het winkelhart? ‘Zunde’ van het geld, want dat eindigt volgens de ware maauwer toch weer in ruzie! Een fraai nieuwe gemeentehuis? Die zakkenvullers van de ‘geminte’ hebben miljoenen gemeenschapsgeld verkwist aan een lelijk gedrocht!

Dat is maauwen...

Het ressentiment dat blijkbaar in onze Wollukse genen zit wil ik eens proberen om te draaien. RKC in de eredivisie levert de club geld op en de gemeentekas dus ook! En het publiek weer eens wedstrijden tegen Ajax en PSV! Dat is toch beter dan tegen Emmen? En die centrummanager is een goedkope en slimme zet om ons winkelhart nieuw leven in te blazen; beter dan die gelukkig afgeblazen megalomane face-lift van De Els! Dat was pas verkwisting van miljoenen! En we hebben een fraai nieuw gemeentehuis, vergeleken met andere vergelijkbare plaatsen beslist niet te duur. Bovendien: bij zulke gebouwen maauw je niet over geld, daar probeer je iets van trots in te stoppen! Hadden ze het fraaie ontwerp voor het oude stadhuis van Alexander Kropholler in 1932 soms in de prullenbak moeten gooien? Toen was het pas echt crisis!

Kortom, het enige wapen tegen dat typisch Wollukse maauwen is gewoon terugmaauwen! Dan valt uiteindelijk bijna overal een mauw....pardon, een mouw aan te passen. Achter Wolluk schijnt de zon!

  • Joep Trommelen mei 2011