Skip to main content

gedichten

gedichten
over de stad
voor de stad
door de stad
in de stad

uit de stad
van de stad
rond de stad
met de stad
met gedichten doe je dat

over gedichten

Waalwijk brengt het beste in mensen boven, ook bij dichters. We gingen op zoek naar gedichten over Wolluk en kwamen zelfs een juweeltje tegen uit begin 1900! De nadruk willen we bij deze categorie leggen op de diversiteit, reden om per dichter maximaal 3 gedichten op te nemen.

  • Een dag mooier dan een zondag

    Romy van Dongen :: 2022
    Ter gelegenheid van de opening van de expositie "Rooien Bart/Waalwijk100 jaar samen".

    er is altijd een dag nog mooier dan een zondag
    en dat is de dag waarop de kermis begint

    we vliegen uit als een leeuwerik in mei
    we eten krentenmik met boter en honingdrank toe
    we vergeten zelfs even dat we schoenmakers zijn
    onze beblaarde handen doen ons vandaag geen pijn

    vandaag zijn er geen zorgen over geld
    vandaag is het een dag om te vieren
    vandaag dansen de jongens en meisjes
    hand in hand
    als een feestelijke slinger door de straten
    want we strooien onze rijkdom uit
    in de vorm van glimlachjes, verhalen
    en in herinneringen
    het vuurwerk als een weerschittering in onze ogen
    we hebben niet altijd veel, maar wel elkaar

    en onze Rooien Bart kijkt naar de horizon
    morgen zal hij weer schoenen maken
    maar vandaag nog even niet
    stap voor stap werkt hij vooruit
    en hij weet diep in zichzelf
    dat de mensen die niet altijd begrepen worden
    vaak de mensen zijn die voorlopen

    er is altijd een dag nog mooier dan een zondag
    en dat is de dag waarop armoede
    slechts als een geschreven geschiedenis is
    want we voelen soms nog steeds hoe dat het was
    of hoe het nog altijd is
    en ik hoop dat armoede ooit slechts een woord mag zijn
    of een herinnering waarvan onze kinderen
    zich later zullen afvragen
    wat het nou eigenlijk precies is

  • Weg

    Hans Branderhorst :: 2015

    N261nonstopagogo

    Weg met de stilstand
    Leve de vooruitgang

    De weg moet breder en groter
    Hoger en dieper en nieuwer
    Over een plan van A naar B

    Rijden vrachtwagens, kranen en bulldozers
    In deze grote zandbak
    Heb ik nog nooit gespeeld
    Raak ik nooit verveeld

    Knooppunten en kunstwerken
    Worden stapsgewijs gebouwd
    En veranderen vliegensvlug
    In verdiepte liggingen en viaduct
    In een weg van A naar B

    Non stop a gogo
    Werk en rijden gaan door
    Ze graven, storten tonnen beton
    En asfalteren miljoenen kilo’s in het rond
    De mannen in oranje hesjes
    Onverstoord gaan ze er voor

    Gewapende grondkeringen
    En verspanende werkzaamheden
    ‘Er komt wat langs meneer’
    Schuin afgestoken watergangen
    En tegengestelde belangen
    Rond de weg van A naar B
    Offert het een het ander mee

    Straks sorteren we voor
    Wisselen we van rijstrook
    Draaien we van zuid naar noord
    En zijn we misschien al lang vergeten
    Hoeveel energie er werd gesleten
    Door mannen met oranje hesjes
    In de immense zandbak
    Op weg van A naar B

  • Eeuwige stad

    Daphne van Breemen :: 2014

    Er is geen stad zo eeuwig
    als mijn herinneringen aan Waalwijk.
    Daar waar ik ben opgegroeid,
    waar ik dwaalde door de straten,
    alsof de avond nooit zou vallen.
    Op iedere plek een andere herinnering.
    Steeds wanneer ik zo'n strata passeer,
    is het weer even zoals toen.

    De Hooisteeg,
    waar ik in gedachten gesprekken voerde
    met de arbeiders, zittend voor hun huizen.
    Hoe ze ondertussen in de weer waren
    met leesten en zolen
    Het gekraak van de bestee waarin de kleinsten
    zich nog een keer omdraaiden,
    terwijl moeder het ontbijt maakte.
    Waar ik diezelfde arbeiders later terugzag
    in het Schoenenmuseum.

    Er is geen stad zo eeuwig
    als de herinneringen aan mijn eigen stad.
    Hier wist ik als kind al de weg.
    Naar mijn in Zanddonk gelegen basisschool.
    Met het schoolplein, zo groot
    dat je er bijna verdwalen kon.
    Daar waar ik mijn vlechtjes
    inruilde voor lange lokken
    en mijn tuinbroek voor een jurk.

    De weg naar De Leest, waar ik achttien jaar
    geleden als vierjarig meisje
    mijn eerste stappen in het theater zette.
    Een gebouw dat toen met enige scepsis
    werd ontvangen,
    terwijl ik binnen die muren leerde
    dat met kunst zoveel meer is te zeggen.

    Het Halve Zolenpad naar Waspik, waar op
    een koude winterdag geen einde aan kwam.
    Maar wat op een mooie lentedag
    niet lang genoeg kon duren,
    met de bloemknoppen, het gefluit van vogels
    en het groen om me heen.
    Alsof je de zomer tegemoet fietste,
    als je maar lang genoeg op het zadel zat.

    Hoe ieder seizoen steeds weer voorbijging
    en er zo weer een jaar voorbij was.
    Hoe ik met de jaargetijden mee veranderde,
    ouder werd, maar Waalwijk mijn stad bleef.

  • Gebed te Waalwijk

    A. van Collem (1858 – 1933) :: 1909

    O Christus met Uw zacht gelaat,
    Marye, die daar neven staat,
    Wil U tot ons bezinnen.
    Gij, die de hemel overziet,
    Van daar Uw milde ogen biedt,
    Zie onze wereld binnen;
    Verhef Uw eens gehoorde stem,
    En Uwe hand, en ga tot hem,
    De meester in de zalen,
    Die over onze dagen wikt,
    Die over onze nacht beschikt,
    Van Wie wij arbeid halen.

    Zeg hem het klein betaalde loon,
    De dagen lang, de korte woon,
    De altijd vochte muren,
    De krankheid en het kinderbed,
    Het schamel lichtje neergezet
    Om op het leer te turen,
    Waarop mijn man te hamer gaat
    En kloppende zich zelf verslaat,
    Totdat hij ligt versleten.
    Zeg hem, dat elk paar schoenen heeft,
    Voordat het in zijn handen beeft,
    Het bloed van ons gegeten.

    O Jezus, kenner van de weg,
    Ga tot de rijke meester, zeg:
    Mijn man is gans onkrachtig,
    Zijn vel is rul, zijn oog staat geel,
    Een kort geluid komt uit zijn keel,
    En ik ben weder drachtig.
    Gijzelve zei toch: Ga vermeer
    Ulieden als het zand zo zeer,
    En even vermenigvuldig;
    O Jezus, lieve Jezus zoet,
    Mijn âren hebben gans geen bloed,
    Mijn schoot blijft steeds geduldig.

    Marye met Uw hemelkroon,
    Geeft Uwe voorspraak tot de Zoon,
    Dat Hij ons koom’ te horen.
    Op Uwe zachte trede ga,
    Dat hij met hemelse genâ
    In onze hut mag gloren.
    Een beetje ruimte, en wat licht,
    En op mijn arme mans gezicht
    Een weinigje van blijheid,
    Dat op zijn arbeid zegen zij,-
    O, zoete Jezus, zeg er bij
    Het loon;- en wat meer vrijheid.

    De Christus met het zacht gelaat,
    Marye met het rein gewaad,
    In Waalwijks woning binnen,
    Zij, die de wereld overzien
    En haar de milde ogen biên,
    Zij staan zich te bezinnen.

  • Ocherm diejen schoenmaoker

    Hans Branderhorst :: 2010
    Een gedicht over de Wollukse schoenmaker en zijn onmacht. Vakman en zielepoot.
    Ter gelegenheid van de presentatie van het boek “Leven met leer”.

    Het leer in ons leven
    was ons leven in het leer,
    wat veel heeft gegeven
    en veel genomen.
    Vergeten zijn de
    schoenlapperdromen.
    De harde leer
    van het zachte leer,
    het harde leven
    wat keer op keer
    van mens tot mens
    werd doorgegeven,
    telkenmale weer
    de eeuwige wens
    du’n erremoei
    zien te overleven.
    En echt elke cent
    werd twee keer
    omgedraaid.
    En evenzoveel
    wist de lapper
    zich genaaid.
    Van Leeuwenkuil
    naar herenhuis
    was een paar stappen
    barrevoets,
    onbereikbare overkant,
    zo naast en dichtbij,
    zo gewoon de slavernij.
    We leerden zwijgen,
    we zwegen in het leer.
    Het werd volkseigen,
    hij werd knecht,
    vermeed het gevecht,
    de strijd voor zijn recht,
    eigenhandig
    lamgelegd.
    Geen vuist, geen stem
    restte hem
    dan te zwijgen,
    verder lijden
    en te wachten
    op betere tijden.

  • Mijn stad

    Hans Branderhorst :: 2010

    Waalwijk
    Kaalwijk,
    bij het leven
    niets te geven,
    bij het sterven
    niets te erven.
    Waalwijk
    Contrastrijk,
    noch dorp
    noch stad,
    het is me wat.
    Gevormd door klei
    en zand,
    niks aan de hand
    in het Brabantse land.
    Gekant door hei
    en eikendijken bosrand.
    In het noorden
    de groene wei,
    te verwoorden
    in vette klei.
    Naar het zuiden
    het zachte zand,
    ons zondags land,
    meej passaant.
    Geen tafellaken
    en ook geen servet,
    dat laat onverlet.
    We zijn de noordelingen
    van het zuiden,
    hebben ergens
    de klok horen luiden,
    weten nog steeds niet
    waar de klepel hangt.
    We zijn de zuiderlingen
    van het noorden
    met de nuchterheid
    van boven de rivier
    houden we het gemoedelijke
    van daar onder
    eenvoudig in evenwicht.
    Wat je ook verlangt
    van Waalwijk,
    eerlijkheid
    duurt het langst.
    Doe maar gewoon,
    dan doe’de al gek genoeg.

  • Wolluk was...

    Toon Gouda

    Wolluk was een stad
    van kleine theaters,
    een volk van artiesten,
    van zangers en praters.
    Elke straat,
    elke dam, elke dijk
    was wel een eigen
    theaterke rijk.
    Het kende geen Bühne,
    geen spots of een kassa,
    ’t was meer intiem,
    niks voor de massa.
    Maar bij een verjaardag
    of huwelijkspartij
    dan stonden “d’artiesten”
    al klaar in de rij.
    Ze klommen (geholpen)
    op tafel of stoel,
    verhieven hun stem
    en vermaakten de boel.
    Ze zongen, vertelden
    van het dagelijkse leven,
    verhalen met lach
    en met tranen doorweven.
    Men schaamde zich niet
    zich zichtbaar te uiten
    en…werd het teveel:
    ne zakdoek en snuiten.
    Men wist zich omringd
    door eenvoudige mensen
    máár….een RIJKER publiek
    kon niemand zich wensen!

    Wolluk was een stad
    van kleine theaters…

  • De Sint Jan

    Toon Gouda

    Zijn koepels
    van buiten
    met koper behangen
    vormen van binnen
    een veilige boog

    in gebrandschilderd licht
    zweven gezangen
    gebeden gaan vragend
    en dankend omhoog

    zijn torenspits fier
    boven alles verheven
    wijst ons de tijd
    en
    de weg van het leven

    en het zonlicht graveert
    in het zeegroene koper
    eerbiedig zijn naam:
    SINT JAN DE DOPER

  • De Stationsstraat, vroeger

    Toon Gouda

    Als de lindebloesems geuren
    in een tuin of bij het stadhuis,
    dan doet me dat weemoedig denken
    aan het verleden, aan ons thuis.

    Wij woonden toen in de Stationsstraat,
    men noemde die ook wel “De Sticht”,
    een mooie straat, vol linden,
    vriendelijk wuivend naar het licht.

    Als die bomen gingen geuren
    werd je als vanzelf blij
    want je wist dan vast en zeker,
    Wollukse kermis was nabij.

    Van de markt tot aan Strijk,
    soms tot Janske Casteleijn,
    stond het vol met kermistenten
    als een kakelbont festijn.

    ’s Avonds ging je stiekem kijken
    bij Drik de Ruijter z’n café,
    want daar zat een echt orkestje,
    men zong van liefde, leed en zee.

    En op een warme zomeravond,
    in een late zonnestraal,
    zaten de mensen voor hun huizen,
    en elk vertelde zijn verhaal.

    Je mocht dan langer buiten spelen,
    want de hitte hing in huis.
    Je deed je spel met overgave,
    ’t naar binnen moeten was een kruis.

    En in je bed, bij het open dakraam,
    een lichte vlek tussen het riet,
    droomde je van blauwe luchten,
    donkere wolken zag je niet.

    Gelukkig dat je niet kon weten
    dat je “eindeloos” bestaan
    bij het afscheid van je schooltijd
    toch voorgoed voorbij zou gaan.

    En daarom…
    als de lindebloesems geuren,
    in een tuin of bij het stadhuis
    zou ’k als kind weer willen spelen
    onder de bomen, bij ons thuis.

  • Hooisteeg

    Frans Hagendoorn

    Hooisteeg. Straatje in het centrum van Waalwijk, provincie Noord-Brabant.
    Zes arbeidershuisjes opgeknapt door de gemeente. Kunstenaars en ambachtslieden op zoek naar een droom.
    Antiquaar, schilder, interieurontwerpster, gitaarbouwer, schoenmaker.
    Toen gingen mensen dood en kwamen keramiste en etser.
    De antiquaar werd een dichter en de schilder ging dood.
    Toen kwam er een andere schilder, want er zijn schilders genoeg tegenwoordig en dichters
    en schilderijen en gedichten en
    kunstenaars en kunstwerken
    in het algemeen

    alle beelden zijn vastgelegd
    alle woorden zijn gezegd
    wat doen schilders en dichters meer
    dan in andere volgorde
    herhalen
    steeds opnieuw
    zonder hoop iets
    toe te voegen
    aan wat ergens
    al is

    hou toch op
    bromde de nieuwe schilder
    je bezorgt mensen
    de schrik van hun
    leven
    straks luisteren ze nooit meer
    naar een gedicht
    kopen nooit meer een schilderij
    vertel nou maar van de hooisteeg

    en dat deed de dichter
    maar niet zo zakelijk
    als de schilder wilde

    hij ziet de Hooisteeg door de bodem van een glas
    inkrimpend tot zijn heelal
    draaiend rond een stervende zon
    vaste afstand
    onlosmakelijk
    afkoelend

    het veld is vol
    woonwagens staan rommelig verspreid
    wasgoed wappert tussen bomen
    ligt languit op de heg
    schragen tafels
    etensresten lege flessen
    hockeymeisjes
    kay drinkt thee
    lein & hans bouwen een monument
    van schroot
    peter brok ontbreekt
    vliegend hert schept om zich heen
    een vacuum van onbegrip &
    alle honden blaffen

    muziek
    bob marley doodt zijn zieners
    dylan stuurt een brief
    uit desolation row
    nathalie zingt motherland
    bono praat
    met melaatsen in zijn hoofd
    nick cave huilt &
    mike scott zoekt god
    in findhorn bay

    guus zingt mr. bojangles
    ad de peffer op gitaar en
    marjolein op gilles de la tourette
    dadoo ron ron
    het kleine koor

    vengeance speelt unplugged
    met anton van der mee en
    dj bles en
    leo’s cowboys

    dansman 3
    blaast af en toe een schril accoord
    als frans De intocht van Christus in Waalwijk leest en
    albert het kind
    zijn neus tegen de ramen drukt &
    ron hij ploegde voort

    de dichter staat aan de rand
    opgenomen in het kosmische moment
    geen deel ervan
    gooit zijn dromen in de
    uitverkoop en
    opent een vijfde blikje Schultenbräu

    nou, daar word je ook niet wijzer van
    zei de schilder droog
    hoe ging het verder met die steeg?

    die werd een spergebied
    het bier kreeg er de overhand
    steeds vaker hing een briefje voor het raam:
    gesloten wegens plots verdriet
    steeds vaker zakten peuken door de heg
    flarden rook
    stierven eenzaam
    in het bedauwde gras

    tussen druppels
    als kristallen bollen
    zagen de schilder en de dichter
    de toekomst
    de steeg is leeg
    de winterdijk breekt door

    voor de zondvloed komt
    zoeken zij
    hoger grond

    fellenoord

    wat achterbleef?
    minder bier
    minder muziek
    een rookverbod
    en rust, veel rust

    maar het komt allemaal goed
    zeggen de leerbewerkster
    de schilderes
    de stoffeerster
    de nieuwe keramiste
    en de therapeute

    (voor de schilder en de dichter
    kwam ze net te laat)

    de honden blaffen nog
    vooral janus want janus
    blaft het hardst
    en ron
    ron blaft niet
    hij kraait
    de koning van het kippenhok

  • Lente in de Hooisteeg

    Frans Hagendoorn

    ze zitten er weer
    de schilder en de dichter
    ditmaal voor het huisje
    van de dichter
    daar is meer zon

    de schilder boert een
    knoflookboer de dichter
    licht gedachteloos
    zijn linkerbil en laat
    een wind
    hij rookt aan een stuk door
    lege blikjes houden als soldaten
    in het raamkozijn de wacht

    er is nog niets gebeurd
    nou ja, de schilder
    trok een rechte lijn
    de dichter las iets voor
    wat later een gedicht
    zou kunnen worden

    gelukkig is de dag
    nog lang

  • De intocht van Christus in Waalwijk

    Frans Hagendoorn

    ochtend in de stad
    pluizen van paardenbloemen waaien aan van de Winterdijk
    geur van pas gesnoeide ligusterhagen

    in de verte kinderstemmen
    geluiden van de Maasroute
    linksaf de Grotestraat in
    zaterdagochtend winkelpubliek, hoofdddoekjes, boodschappentassen, honden,
    plotseling…
    in de Stationsstraat het geluid van trompetten
    kinderstemmen, ijscokarren
    vlaggen barsten los boven winkels, zwart en rood, blauw en geel, roodwitblauw,
    groene banieren Waalwijk Linksaf tegen de blauwe lucht boven het stadhuis
    optocht, harmonie St. Crispijn
    afzichtelijk gemaskerde gezichten van oude dames, arrogant
    in de menigte
    gele maskers van meisjes met krulspelden en hoofdddoeken,
    ruikend naar fabrieken, leer
    maskers maskers maskers
    rode maskers paarse maskers roze maskers
    Freddy Krueger

    richting Besoijen langs hotel Verwiel, Gecroonde Leersse, Hamer
    opgewonden voeten vertrappen geraniums voor de Els
    plakkaten, vaandels, aanplakbiljetten
    Houd Holland blank
    Stop de Neutronenbom
    Discriminatie nee
    Lang leve Pim Fortuyn
    woorden op het troittoir gekrabbeld, woorden op de muren gekalkt, woorden op de weg gekrijt
    stop - loop door - halt

    het geluid van koper en trommels halverwege de straat
    kleine meisjes in gele en oranje jurkjes, papieren bloemen, geborduurde vaandels
    trouwe zonen van de enige kerk, beesten
    maskers, meer maskers
    vastgelopen streekvervoer, ALAD
    staan op muren, beklimmen van schuttingen
    vertrouwde gezichten, gezichten van mijn vrienden in de menigte
    de vage gestalten van Bob Dylan en Guus van Cleef
    Albert Megens fietst voorzichtig door de massa
    een zwarte kat zoekt zijn weg tussen de benen
    nog meer posters, borden
    De Gruyter
    Van Haren schoenen
    James Ensor maker van maskers

    Heil
    Jezus Koning der Joden
    strekt zich om een glimp op te vangen van de menigte
    rood haar, wit kleed, grijze ezel, vertrouwd gezicht
    verkeersborden, zebrapaden
    Heer Heer Heer Heer
    Heer-lijk Heer-lijk Heer-lijk
    Heer-lijk-Hel Heer-lijk-Helder Heer-lijk-Hel
    witte vogel sterft stilletjes in portiek
    vallende veren, stromen bloed vermengd met lichtreclames
    Heer-lijk-Hel
    Heer-lijk-Hel-der Heineken
    fanfarekorpsen blazen, megafoons brullen
    Hoe het ook gaat, wij van de straat
    maskers, gejuich, gevloek, narcissen worden onder de voet gelopen, schoenmakers van Jeruzalem, gejuich
    dronkaards
    strompelend zingend
    maskers maskers maskers maskers maskers maskers maskers

    Avond
    smalle maansikkel, bleekblauwe lucht bevlekt met heldere oranje wolken
    kranten, serpentines, afgedankte papieren hoeden
    de avondwind blaast ze terug naar het Centrum
    mannen met grote bezems vegen goten
    ik passeer
    hangende jongeren
    tevreden winkeliers en
    loop naar de Hooisteeg
    alleen
    lege frietzakken zwerven rond mijn voeten

    Volgende morgen in het Brabants Dagblad:
    Jezus is naar Waalwijk gekomen. Mensen trokken takken uit laurierheggen, gingen Hem tegemoet en riepen:
    Hosanna, gezegend de Komende in de naam des Heren,
    de koning van Israël!
    Jezus vond een ezel en ging erop zitten, zoals voorspeld was:
    ‘Vrees niet, dochter van Zion.
    Zie, uw koning komt,
    gezeten op een ezelsveulen.’
    Waalwijk.

  • Van het oude, nieuwe nest

    Vincent van den Hoven :: 2006
    geschreven bij de opening op 3 maart 2006 van de Rode & Witte Wijk in Waalwijk

    Óp komt ’t zonneke gluren boven de boerderijkes van Het Heike.
    Een eerste haan kraait de stilte aan diggelen.
    Op het kronkelige zandpad pikt een zelfvoldaan patrijzenpaar
    op goed geluk om zich heen, graantje hier, wormpje daar …
    De wereld lijkt stil te staan,
    al dient zich wel, plompverloren, een spierenrollende
    kemphaan aan …

    En niet veel later druipen de eerste koeikes af.
    Pijlsnel bouwt, op de oude weiden,
    een rare vogel zijn nieuwe, stenen nesten:
    eerst rode, dan witte, gesloten en aaneengesloten;
    daarbinnen geen zomer of winter meer.
    Waar eerst de wielewaal klonk, zingen nu
    kanaries, roodstaarten en parkieten.

    Een nieuwe, hechte kolonie groeit op in rood –
    vitaal, energiek, vurig, warmbloedig –
    en wit, niet kleurloos wit maar met alle kleuren
    in zich, verbonden in verscheidenheid, wit,
    onschuldig en ongerept als sneeuw, al is ‘t geen eeuwige …

    Want alles is ijdel, alles gaat voorbij.
    Al houden we krampachtig vast aan onze zekerheden,
    alles is ijdel en gaat voorbij.
    Hoe kromp de wijk ineen onder het geweld
    dat zo plotseling haar dreigde te verzwelgen.
    Maar ook: hoe verzette zij zich,
    als een tweekoppige adelaar,
    de geest van Biko en Mandela indachtig,
    tegen de ondergang
    tot zij zegevierde.

    En zo groeide daar, op de fundamenten van het oude,
    van wat bewaard mocht en moest blijven,
    iets nieuws.
    Wat doet de vogel waarvan de eieren zijn geraapt?
    Wat, als haar nest is verwaaid?
    Op een dag richt zij zich op, schudt ze haar veren,
    slaat ze haar vleugels uit en, onwennig maar vastberaden,
    herneemt ze haar vlucht
    Het leven wacht op haar, het wacht ook op u.
    Wees gelukkig hier in uw oude, nieuwe nest.

  • Halvezolenpark

    Vincent van den Hoven :: 2007
    geschreven ter gelegenheid van de opening van het Halvezolenpark 31 augustus 2007

    Loom en lui rekt, in een laatzomers decor,
    het glooiende park behaaglijk zich uit.
    Haast brutaal heeft het zich, een jonge bruid,
    neergelegd in Waalwijk, op ‘t vroegere spoor.

    Gul biedt zij haar gaven: de geur van seringen,
    en van de korenbloem zijn diepblauwe tint.
    Kamille om onrust en stress te verdringen …
    leeuwenbek wiebelt zachtgeel in de wind.

    Zwanen drijven deftig op de stille parkvijver,
    eenden snateren hen kwajongensachtig na.
    Boven wilde roosjes dansen aandoenlijk nijver
    drie bijtjes. Een leeuwerik zingt luid zijn aria.

    Zilvergrijze bruggetjes overspannen het water,
    twee kereltjes beproeven hun vissersgeluk.
    ‘n tienermama met ‘n kinderwagen, en wat later
    een bejaard echtpaar met rollator en kruk.

    En als de nacht zich legt over onze stede,
    en snavels zich tussen de veren steken,
    dan zal ’n verliefd stelletje het park betreden
    en kerft hij voor haar, - ‘t zij hem vergeven -
    een datum in de wilgenboom: 31-8-2007

  • Vredesplein

    Vincent van den Hoven

    Jouw koele schoonheid
    vraagt om een fluwelen pas
    een aarzelende schrede -
    onwennig als op het eerste ijs
    durft men jouw gladde huid betreden

    Plein van vrede
    een ijdel en ijl plein ben je
    zo heel leeg en sereen
    geen geuren geen stemmen

    Op mediterrane leest geschoeid
    staat strak de terracotta tempel
    vingerwijzend naar een vol verleden

    Zoveel kinderen speelden hier tussen
    uitgelaten draaimolens, suikerspinnen,
    olijke visboeren en orgeldraaiers,
    schorre marketentsters, brutale venters
    en rondhippende duiven

    De geur van vis is voorgoed verdwenen,
    maar negen duiven bleven, en één kind,
    reikend naar vredes koele schoonheid
    zo hoog en ver

  • M'n straotje

    Toos Schoondermark

    M’n straotje in het Borkse zaand
    ins wonde ik en speulde daor,
    ge kende allemaol mekaor.
    Den Borkse tore waar bekaant
    den hogste tore van het laand.
    In ’t Veurende kwaam gin verkeer,
    we speulde daor meej heel mooi weer;
    we knikkerde en hadden lol
    en sloegter ies ’n pèrd op hol,
    ’t kon gin kwaod, er waar rumte zat.
    ‘k Genoot meej heel m’n keinderziel
    van ’t zwemmen in den Bernewiel.

    Die beelden uit m’n keindertijd
    ze zèn allang vurgoed vurbij
    en zelfs het wotter van ’t kenaol
    ies nou n’n vuile vieze brij.

    Ins stond er op de akkers rog,
    ik heur van Haorens fluite nog.
    ’n Botterbloem aon den overkaant
    en speule deeje we in het zaand.
    Op straot brochte de vekaantie deur;
    het kwaam nooit in augustus veur
    det règende, of kwaoi weer waar.
    M’n straotje ies verkraacht, vernield,
    wè heet de meense toch bezield?
    Ge kekt mekaore niej meer aon,
    ze kanne gin Borks mir verstaon
    en houdoe ies nou daag geworre.

    Die beelden uit m’n keindertijd
    Ze zèn allang vurgoed vurbij
    En zelfs het wotter van ’t kenaol
    Ies nou n’n vuile vieze brij.

  • Bijnaome

    Toos Schoondermark

    nen Bijnaom hadde zo gekrege,
    wij zate daor niej om vurlege.
    D’n echten naom kwaam niej zo net,
    ze hiette gewoon de lekker Jet.

    Hoe kwaam de Kakwang aon z’ne naom,
    waor haolde wij die toch vandaon?
    Muffie Stink en Mieke Klaai
    heel Bork kende ze allebaai.

    Joske de pappot, hij vente meej melk,
    want melk waar toen ôk al goed vur elk.
    En witte wè ze van Okke de Spin vertelde
    hij waar niej thuis, mèr naor de dropvelde.

    Bet van Cele en den Baoi,
    aon ’t Laogende wonde de auw Maoi.
    Okke de Spin en ’t Katje
    en dan hadde ôk nog ’t Schatje.

    Uit den Elshout kwaam ’t Schatje;
    ge had de Kiek en ôk ’t Ratje.
    Vroege ze de weg, dan zinde aachtermekaor
    Anneke de Lekkere, die wônt daor.

    Ge had den Boebes, den Buts en de Stèle,
    en droegde ‘nen bril, dan hiette de Schèle.
    Zo kan’k nog ure verdergaon
    mèr meej diej naome ies’t nou gedaon.

    Nou kende aamper nog mekaor,
    ik vein dè erg, mèr ’t ies echt waor.
    Aon ene naom hedde nou vort zat.
    Houdoe Boebes, Bult en Kat.

  • Waalwijk

    Toine den Teuling

    Ik stel de vraag:
    Wie ben jij voor mij?
    Het antwoord volgt
    Wanneer ik van mijn fiets af stap
    Om door het centrum te lopen
    Nu lieg ik, want ik fiets gewoon
    Lap het fietsverbod aan mijn band
    Het antwoord: Ik hou van Waalwijk
    Zou ook een leugen zijn
    Het is geen liefde
    Het is gewenning
    De incomplete leugen
    Ik kan van gewenning houden
    Zo kijk ik rond wanneer ik fiets
    Herken de gebouwen
    Gelukkig niet alle vrouwen
    Hou van het vertrouwde
    Haat de saaiheid
    De pretentieuze pretenties
    Om een stad te zijn
    De onrealistische realiteit
    Van een stad dat een dorp is
    Op zondag kan ik dood neer vallen
    Al weer gereïncarneerd zijn
    Voor dat iemand het merkt
    Er loopt niemand op straat
    Om mij te redden van de dood
    Nu weet ik dat ik hier niet wil sterven
    Aan mijn liefde voor gewenning
    Ik sterf liever aan liefde
    Of aan een verslaving

  • Looiersgrond

    Marian Mahieu-Stokwielder
    geschreven voor de 60e verjaardag van Wim Mombers, oprichter van ‘’t Mom’, laboratorium voor de kunst.

    Diep respect
    voor overgrootvader
    herbergier
    die hier
    zocht …
    en vond
    deze grond
    aan een kleine rivier
    met water dat stroomde
    voor de looiers

    Die grondlegger
    plaatste de hakken
    in zijn Waalwijkse grond.
    En aardde.

    Hij bouwde een ruimte
    een plek
    om dierenvellen
    van ver weg
    ruwe huid nog
    uit Afrika
    Zuid-Amerika, de Oost
    te temmen
    tot Brabants leder
    tuigleder
    stug nog
    maar toch
    zeer begeerd leder!

    Deze plek werd grondgebied
    van rauwe ontvlezing
    moeizame ontharing
    door arbeiders
    ambachtslieden
    van wie
    druipend lichaamsvocht
    drupte
    in de putten
    en zich vermengde
    met de looizuren.
    Onder deze grond.

    Vooruitgang
    liet
    het leder
    soepeler máken.
    Meer
    grondeigenaren
    eisten grondrechten.

    Maar zij kwamen tenslotte
    jammerlijk
    met de handen in het haar
    vol stroppende klitten terecht

    En de achterkleinzoon
    besloot
    deze grond
    met zijn eigen handen
    te bewerken
    met de grondhouding
    van de grondlegger
    tot een
    laboratorium voor de kunst.

  • Waalwijk - Besoijen

    Ton van Reen (1994)

    Wat verloren sta ik in de Grotestraat
    het oude huis waarin ik ben geboren
    blijkt lang geleden met de grond gelijkgemaakt
    de beelden in mijn hoofd bewaard zijn afgebroken
    thuis en tuin van toen zijn zoekgeraakt

    Waar vroeger binnen was is buiten
    of toch weer binnen in een ander huis
    groter en leger met hoge blinde ruiten

    Daar stond het ouderlijk bed, de lakens stijf gesteven
    nu vind ik er een perk, viooltjes, gras, wat grind
    een berk, geweven twijgen van een nest, de jongen uitgevlogen
    vogels die zijn weggepest of net als ik zijn heengegaan
    om na vervolgen jaren hier nog eens stil te staan

    Een kinderstem kaatst door de straat
    ik huiver, het is de echo van mijn broertjes roep
    vijftig jaar geleden stond hij op de stoep
    - broertje broertje, kom je buiten? -

    Ik spiegel me in blinde ruiten
    blinkend als de regenplas
    waarin ik mezelf voor het eerst zag
    een halve eeuw krast tekens in het glas
    mijn naam, met vingers op de ruit geschreven
    vertelt dat ik kind ben gebleven
    - broertje, broertje, kom je spelen?
    broertje, broertje, kom je buiten? -

  • De koning zonder kroon

    Daphne van Breemen :: 2016
    gedicht naar aanleiding van de uitsluiting van Yuri van Gelder tijdens de Olympische Spelen

    Ik zie je zitten in het vliegtuig, ogen gesloten,
    de aanblik van Rio is niet langer te verdragen. Een zucht ontsnapt.
    De wanhoop verraadt dat je zelf ook niet weet hoe je van Waalwijks
    jongetje ineens de Lord of the Rings werd, die viel, opstond en weer onderuitging.

    De finale was bereikt. De koning zou voor het oog van
    de hele wereld zijn zetel betreden, voor het oog van al zijn
    vijanden die hun zwaarden al gereed hadden.
    In jouw Waalwijk waren ze trots en proostten ze met je mee.

    Niet lang, want wat volgens de Waalwijkse morele brigade
    bij één biertje moest blijven, werd in hun ogen een hele krat.
    Zo verloor je van jezelf en van de stad waar je, vrees je nu,
    voor de meesten alleen een held bent als je nooit de regels schendt.

    Want wie niet van zijn fouten wil leren, zal blijven falen.
    Maar wie zelf wel eens in de fout is gegaan, weet dat je
    een misstap niet voorkomt, als niemand meer in je gelooft.
    En ik denk terug aan de enige keer dat we elkaar ontmoetten.

    Het was een jaar of acht geleden, toen ik als jong meisje
    bij het bekendste rookworstenwarenhuis werkte
    en jij plots voor me stond. Je was intussen al een aantal jaren
    onze Waalwijkse koning van de ringen.

    Had je je kroon toen maar gedragen, dan kwam je misschien
    nog boven de toonbank uit. Je bestelde een rookworst
    en ik stelde me voor hoe ik later, als jij nog steeds
    de ringenkoning zou zijn, zou zeggen:

    Aan deze Olympisch Kampioen heb ik ooit een worst verkocht.
    Het zal bij een voorstelling blijven.

De dichters

Hans Branderhorst

Hans Branderhorst, geboren in Waalwijk in 1960. Uiteindelijk toch zijn Havodiploma gehaald aan het W.V.O.C. Carrière van stratenmaker tot stadsdichter. “Zonder straten geen stad”. Vanaf 2009 weer actief met poëzie, via Zus op Zondag, stadsdichter 2010/2011 tot Wolluk.nl. “Ik haal overal inspiratie uit”.

Abraham van Collem

Abraham van Collem werd geboren in Rotterdam op 18 oktober 1858. Zijn eerste bundel prozaschetsen kwam uit in 1891 onder de naam "Russische melodieën". Het was een felle reactie op de pogroms in Rusland, mede wanwege zijn joodse achtergrond. Van Collems dichterlijke ontplooiing vindt plaats na zijn vijftigste levensjaar. Hij publiceert onder andere in socialistische maandblad De Nieuwe Tijd. Diverse werken volgenden en Van Collem schaarde zich met zijn stijl naast namen als Gorter, Henriette Roland Holst en Adama van Scheltema. Van Collem maakte ook gebruik van pseudoniemen, hij schreef onder de namen Lodewijk Gangwater, Bram Westergeest.

Frans Hagendoorn

Frans Hagendoorn (1950) woont inmiddels ruim 40 jaar in Waalwijk. Was steegdichter in de Hooisteeg, is nu duindichter in de Fellenoord.
Houdt niet van tuinieren, stofzuigen, afwassen en termieten. Geef ze een klomp en ze vreten je hele boerderij op. En dat emotieloos.
Poëzie is soms een klap in je gezicht. En soms een lichte aanraking van je wang, teder, erotisch. Troostend. Een arm om je schouder.
Poëzie is het uitdrukken van emotie in de hoop dat anderen zich erin herkennen. Minder termiet worden. Bewuster knagen.

Vincent van den Hoven

Vincent van den Hoven is geboren in Schijndel op 4 augustus 1956. Hij studeerde in Utrecht Nederlandse Taal en Letterkunde.Daar groeide ook zijn belangstelling en liefde voor de poëzie en voor de schrijfkunst in het algemeen. Na zijn opleiding werkte hij als docent Nederlands. Vincent schreef veel gelegenheidsgedichten en, later, columns die meestal als onderwerp het onderwijs hebben en werden gepubliceerd in vakbladen. In 2005 werd  hij Stadsdichter van Waalwijk. Met trots vervulde hij dit ambt tot 2007. Op het Vredesplein ligt een fragment van een gedicht van zijn hand in steen gebeiteld.

Toos Schoondermark

Toos (1941) bezocht de Openbare School in de Stationsstraat waar de bekende onderwijzer Tini v.d. Heijden een inspiratiebron was. Schrijft in het Borks/Wolluks dialect. Maatschappelijk werkster, paranormaal begaafd. Schreef “Borkse Praot”, “Okke” en boeken over haar voorouders.