Skip to main content

gedichten

gedichten
over de stad
voor de stad
door de stad
in de stad

uit de stad
van de stad
rond de stad
met de stad
met gedichten doe je dat

over gedichten

Waalwijk brengt het beste in mensen boven, ook bij dichters. We gingen op zoek naar gedichten over Wolluk en kwamen zelfs een juweeltje tegen uit begin 1900! De nadruk willen we bij deze categorie leggen op de diversiteit, reden om per dichter maximaal 3 gedichten op te nemen.

Een dag mooier dan een zondag

Romy van Dongen :: 2022
Ter gelegenheid van de opening van de expositie "Rooien Bart/Waalwijk100 jaar samen".

er is altijd een dag nog mooier dan een zondag
en dat is de dag waarop de kermis begint

we vliegen uit als een leeuwerik in mei
we eten krentenmik met boter en honingdrank toe
we vergeten zelfs even dat we schoenmakers zijn
onze beblaarde handen doen ons vandaag geen pijn

vandaag zijn er geen zorgen over geld
vandaag is het een dag om te vieren
vandaag dansen de jongens en meisjes
hand in hand
als een feestelijke slinger door de straten
want we strooien onze rijkdom uit
in de vorm van glimlachjes, verhalen
en in herinneringen
het vuurwerk als een weerschittering in onze ogen
we hebben niet altijd veel, maar wel elkaar

en onze Rooien Bart kijkt naar de horizon
morgen zal hij weer schoenen maken
maar vandaag nog even niet
stap voor stap werkt hij vooruit
en hij weet diep in zichzelf
dat de mensen die niet altijd begrepen worden
vaak de mensen zijn die voorlopen

er is altijd een dag nog mooier dan een zondag
en dat is de dag waarop armoede
slechts als een geschreven geschiedenis is
want we voelen soms nog steeds hoe dat het was
of hoe het nog altijd is
en ik hoop dat armoede ooit slechts een woord mag zijn
of een herinnering waarvan onze kinderen
zich later zullen afvragen
wat het nou eigenlijk precies is

Weg

Hans Branderhorst :: 2015

N261nonstopagogo

Weg met de stilstand
Leve de vooruitgang

De weg moet breder en groter
Hoger en dieper en nieuwer
Over een plan van A naar B

Rijden vrachtwagens, kranen en bulldozers
In deze grote zandbak
Heb ik nog nooit gespeeld
Raak ik nooit verveeld

Knooppunten en kunstwerken
Worden stapsgewijs gebouwd
En veranderen vliegensvlug
In verdiepte liggingen en viaduct
In een weg van A naar B

Non stop a gogo
Werk en rijden gaan door
Ze graven, storten tonnen beton
En asfalteren miljoenen kilo’s in het rond
De mannen in oranje hesjes
Onverstoord gaan ze er voor

Gewapende grondkeringen
En verspanende werkzaamheden
‘Er komt wat langs meneer’
Schuin afgestoken watergangen
En tegengestelde belangen
Rond de weg van A naar B
Offert het een het ander mee

Straks sorteren we voor
Wisselen we van rijstrook
Draaien we van zuid naar noord
En zijn we misschien al lang vergeten
Hoeveel energie er werd gesleten
Door mannen met oranje hesjes
In de immense zandbak
Op weg van A naar B

Eeuwige stad

Daphne van Breemen :: 2014

Er is geen stad zo eeuwig
als mijn herinneringen aan Waalwijk.
Daar waar ik ben opgegroeid,
waar ik dwaalde door de straten,
alsof de avond nooit zou vallen.
Op iedere plek een andere herinnering.
Steeds wanneer ik zo'n strata passeer,
is het weer even zoals toen.

De Hooisteeg,
waar ik in gedachten gesprekken voerde
met de arbeiders, zittend voor hun huizen.
Hoe ze ondertussen in de weer waren
met leesten en zolen
Het gekraak van de bestee waarin de kleinsten
zich nog een keer omdraaiden,
terwijl moeder het ontbijt maakte.
Waar ik diezelfde arbeiders later terugzag
in het Schoenenmuseum.

Er is geen stad zo eeuwig
als de herinneringen aan mijn eigen stad.
Hier wist ik als kind al de weg.
Naar mijn in Zanddonk gelegen basisschool.
Met het schoolplein, zo groot
dat je er bijna verdwalen kon.
Daar waar ik mijn vlechtjes
inruilde voor lange lokken
en mijn tuinbroek voor een jurk.

De weg naar De Leest, waar ik achttien jaar
geleden als vierjarig meisje
mijn eerste stappen in het theater zette.
Een gebouw dat toen met enige scepsis
werd ontvangen,
terwijl ik binnen die muren leerde
dat met kunst zoveel meer is te zeggen.

Het Halve Zolenpad naar Waspik, waar op
een koude winterdag geen einde aan kwam.
Maar wat op een mooie lentedag
niet lang genoeg kon duren,
met de bloemknoppen, het gefluit van vogels
en het groen om me heen.
Alsof je de zomer tegemoet fietste,
als je maar lang genoeg op het zadel zat.

Hoe ieder seizoen steeds weer voorbijging
en er zo weer een jaar voorbij was.
Hoe ik met de jaargetijden mee veranderde,
ouder werd, maar Waalwijk mijn stad bleef.

Gebed te Waalwijk

A. van Collem (1858 – 1933) :: 1909

O Christus met Uw zacht gelaat,
Marye, die daar neven staat,
Wil U tot ons bezinnen.
Gij, die de hemel overziet,
Van daar Uw milde ogen biedt,
Zie onze wereld binnen;
Verhef Uw eens gehoorde stem,
En Uwe hand, en ga tot hem,
De meester in de zalen,
Die over onze dagen wikt,
Die over onze nacht beschikt,
Van Wie wij arbeid halen.

Zeg hem het klein betaalde loon,
De dagen lang, de korte woon,
De altijd vochte muren,
De krankheid en het kinderbed,
Het schamel lichtje neergezet
Om op het leer te turen,
Waarop mijn man te hamer gaat
En kloppende zich zelf verslaat,
Totdat hij ligt versleten.
Zeg hem, dat elk paar schoenen heeft,
Voordat het in zijn handen beeft,
Het bloed van ons gegeten.

O Jezus, kenner van de weg,
Ga tot de rijke meester, zeg:
Mijn man is gans onkrachtig,
Zijn vel is rul, zijn oog staat geel,
Een kort geluid komt uit zijn keel,
En ik ben weder drachtig.
Gijzelve zei toch: Ga vermeer
Ulieden als het zand zo zeer,
En even vermenigvuldig;
O Jezus, lieve Jezus zoet,
Mijn âren hebben gans geen bloed,
Mijn schoot blijft steeds geduldig.

Marye met Uw hemelkroon,
Geeft Uwe voorspraak tot de Zoon,
Dat Hij ons koom’ te horen.
Op Uwe zachte trede ga,
Dat hij met hemelse genâ
In onze hut mag gloren.
Een beetje ruimte, en wat licht,
En op mijn arme mans gezicht
Een weinigje van blijheid,
Dat op zijn arbeid zegen zij,-
O, zoete Jezus, zeg er bij
Het loon;- en wat meer vrijheid.

De Christus met het zacht gelaat,
Marye met het rein gewaad,
In Waalwijks woning binnen,
Zij, die de wereld overzien
En haar de milde ogen biên,
Zij staan zich te bezinnen.

Ocherm diejen schoenmaoker

Hans Branderhorst :: 2010
Een gedicht over de Wollukse schoenmaker en zijn onmacht. Vakman en zielepoot.
Ter gelegenheid van de presentatie van het boek “Leven met leer”.

Het leer in ons leven
was ons leven in het leer,
wat veel heeft gegeven
en veel genomen.
Vergeten zijn de
schoenlapperdromen.
De harde leer
van het zachte leer,
het harde leven
wat keer op keer
van mens tot mens
werd doorgegeven,
telkenmale weer
de eeuwige wens
du’n erremoei
zien te overleven.
En echt elke cent
werd twee keer
omgedraaid.
En evenzoveel
wist de lapper
zich genaaid.
Van Leeuwenkuil
naar herenhuis
was een paar stappen
barrevoets,
onbereikbare overkant,
zo naast en dichtbij,
zo gewoon de slavernij.
We leerden zwijgen,
we zwegen in het leer.
Het werd volkseigen,
hij werd knecht,
vermeed het gevecht,
de strijd voor zijn recht,
eigenhandig
lamgelegd.
Geen vuist, geen stem
restte hem
dan te zwijgen,
verder lijden
en te wachten
op betere tijden.

Mijn stad

Hans Branderhorst :: 2010

Waalwijk
Kaalwijk,
bij het leven
niets te geven,
bij het sterven
niets te erven.
Waalwijk
Contrastrijk,
noch dorp
noch stad,
het is me wat.
Gevormd door klei
en zand,
niks aan de hand
in het Brabantse land.
Gekant door hei
en eikendijken bosrand.
In het noorden
de groene wei,
te verwoorden
in vette klei.
Naar het zuiden
het zachte zand,
ons zondags land,
meej passaant.
Geen tafellaken
en ook geen servet,
dat laat onverlet.
We zijn de noordelingen
van het zuiden,
hebben ergens
de klok horen luiden,
weten nog steeds niet
waar de klepel hangt.
We zijn de zuiderlingen
van het noorden
met de nuchterheid
van boven de rivier
houden we het gemoedelijke
van daar onder
eenvoudig in evenwicht.
Wat je ook verlangt
van Waalwijk,
eerlijkheid
duurt het langst.
Doe maar gewoon,
dan doe’de al gek genoeg.

Wolluk was...

Toon Gouda

Wolluk was een stad
van kleine theaters,
een volk van artiesten,
van zangers en praters.
Elke straat,
elke dam, elke dijk
was wel een eigen
theaterke rijk.
Het kende geen Bühne,
geen spots of een kassa,
’t was meer intiem,
niks voor de massa.
Maar bij een verjaardag
of huwelijkspartij
dan stonden “d’artiesten”
al klaar in de rij.
Ze klommen (geholpen)
op tafel of stoel,
verhieven hun stem
en vermaakten de boel.
Ze zongen, vertelden
van het dagelijkse leven,
verhalen met lach
en met tranen doorweven.
Men schaamde zich niet
zich zichtbaar te uiten
en…werd het teveel:
ne zakdoek en snuiten.
Men wist zich omringd
door eenvoudige mensen
máár….een RIJKER publiek
kon niemand zich wensen!

Wolluk was een stad
van kleine theaters…

De Sint Jan

Toon Gouda

Zijn koepels
van buiten
met koper behangen
vormen van binnen
een veilige boog

in gebrandschilderd licht
zweven gezangen
gebeden gaan vragend
en dankend omhoog

zijn torenspits fier
boven alles verheven
wijst ons de tijd
en
de weg van het leven

en het zonlicht graveert
in het zeegroene koper
eerbiedig zijn naam:
SINT JAN DE DOPER

De Stationsstraat, vroeger

Toon Gouda

Als de lindebloesems geuren
in een tuin of bij het stadhuis,
dan doet me dat weemoedig denken
aan het verleden, aan ons thuis.

Wij woonden toen in de Stationsstraat,
men noemde die ook wel “De Sticht”,
een mooie straat, vol linden,
vriendelijk wuivend naar het licht.

Als die bomen gingen geuren
werd je als vanzelf blij
want je wist dan vast en zeker,
Wollukse kermis was nabij.

Van de markt tot aan Strijk,
soms tot Janske Casteleijn,
stond het vol met kermistenten
als een kakelbont festijn.

’s Avonds ging je stiekem kijken
bij Drik de Ruijter z’n café,
want daar zat een echt orkestje,
men zong van liefde, leed en zee.

En op een warme zomeravond,
in een late zonnestraal,
zaten de mensen voor hun huizen,
en elk vertelde zijn verhaal.

Je mocht dan langer buiten spelen,
want de hitte hing in huis.
Je deed je spel met overgave,
’t naar binnen moeten was een kruis.

En in je bed, bij het open dakraam,
een lichte vlek tussen het riet,
droomde je van blauwe luchten,
donkere wolken zag je niet.

Gelukkig dat je niet kon weten
dat je “eindeloos” bestaan
bij het afscheid van je schooltijd
toch voorgoed voorbij zou gaan.

En daarom…
als de lindebloesems geuren,
in een tuin of bij het stadhuis
zou ’k als kind weer willen spelen
onder de bomen, bij ons thuis.

Hooisteeg

Frans Hagendoorn

Hooisteeg. Straatje in het centrum van Waalwijk, provincie Noord-Brabant.
Zes arbeidershuisjes opgeknapt door de gemeente. Kunstenaars en ambachtslieden op zoek naar een droom.
Antiquaar, schilder, interieurontwerpster, gitaarbouwer, schoenmaker.
Toen gingen mensen dood en kwamen keramiste en etser.
De antiquaar werd een dichter en de schilder ging dood.
Toen kwam er een andere schilder, want er zijn schilders genoeg tegenwoordig en dichters
en schilderijen en gedichten en
kunstenaars en kunstwerken
in het algemeen

alle beelden zijn vastgelegd
alle woorden zijn gezegd
wat doen schilders en dichters meer
dan in andere volgorde
herhalen
steeds opnieuw
zonder hoop iets
toe te voegen
aan wat ergens
al is

hou toch op
bromde de nieuwe schilder
je bezorgt mensen
de schrik van hun
leven
straks luisteren ze nooit meer
naar een gedicht
kopen nooit meer een schilderij
vertel nou maar van de hooisteeg

en dat deed de dichter
maar niet zo zakelijk
als de schilder wilde

hij ziet de Hooisteeg door de bodem van een glas
inkrimpend tot zijn heelal
draaiend rond een stervende zon
vaste afstand
onlosmakelijk
afkoelend

het veld is vol
woonwagens staan rommelig verspreid
wasgoed wappert tussen bomen
ligt languit op de heg
schragen tafels
etensresten lege flessen
hockeymeisjes
kay drinkt thee
lein & hans bouwen een monument
van schroot
peter brok ontbreekt
vliegend hert schept om zich heen
een vacuum van onbegrip &
alle honden blaffen

muziek
bob marley doodt zijn zieners
dylan stuurt een brief
uit desolation row
nathalie zingt motherland
bono praat
met melaatsen in zijn hoofd
nick cave huilt &
mike scott zoekt god
in findhorn bay

guus zingt mr. bojangles
ad de peffer op gitaar en
marjolein op gilles de la tourette
dadoo ron ron
het kleine koor

vengeance speelt unplugged
met anton van der mee en
dj bles en
leo’s cowboys

dansman 3
blaast af en toe een schril accoord
als frans De intocht van Christus in Waalwijk leest en
albert het kind
zijn neus tegen de ramen drukt &
ron hij ploegde voort

de dichter staat aan de rand
opgenomen in het kosmische moment
geen deel ervan
gooit zijn dromen in de
uitverkoop en
opent een vijfde blikje Schultenbräu

nou, daar word je ook niet wijzer van
zei de schilder droog
hoe ging het verder met die steeg?

die werd een spergebied
het bier kreeg er de overhand
steeds vaker hing een briefje voor het raam:
gesloten wegens plots verdriet
steeds vaker zakten peuken door de heg
flarden rook
stierven eenzaam
in het bedauwde gras

tussen druppels
als kristallen bollen
zagen de schilder en de dichter
de toekomst
de steeg is leeg
de winterdijk breekt door

voor de zondvloed komt
zoeken zij
hoger grond

fellenoord

wat achterbleef?
minder bier
minder muziek
een rookverbod
en rust, veel rust

maar het komt allemaal goed
zeggen de leerbewerkster
de schilderes
de stoffeerster
de nieuwe keramiste
en de therapeute

(voor de schilder en de dichter
kwam ze net te laat)

de honden blaffen nog
vooral janus want janus
blaft het hardst
en ron
ron blaft niet
hij kraait
de koning van het kippenhok

Lente in de Hooisteeg

Frans Hagendoorn

ze zitten er weer
de schilder en de dichter
ditmaal voor het huisje
van de dichter
daar is meer zon

de schilder boert een
knoflookboer de dichter
licht gedachteloos
zijn linkerbil en laat
een wind
hij rookt aan een stuk door
lege blikjes houden als soldaten
in het raamkozijn de wacht

er is nog niets gebeurd
nou ja, de schilder
trok een rechte lijn
de dichter las iets voor
wat later een gedicht
zou kunnen worden

gelukkig is de dag
nog lang

De intocht van Christus in Waalwijk

Frans Hagendoorn

ochtend in de stad
pluizen van paardenbloemen waaien aan van de Winterdijk
geur van pas gesnoeide ligusterhagen

in de verte kinderstemmen
geluiden van de Maasroute
linksaf de Grotestraat in
zaterdagochtend winkelpubliek, hoofdddoekjes, boodschappentassen, honden,
plotseling…
in de Stationsstraat het geluid van trompetten
kinderstemmen, ijscokarren
vlaggen barsten los boven winkels, zwart en rood, blauw en geel, roodwitblauw,
groene banieren Waalwijk Linksaf tegen de blauwe lucht boven het stadhuis
optocht, harmonie St. Crispijn
afzichtelijk gemaskerde gezichten van oude dames, arrogant
in de menigte
gele maskers van meisjes met krulspelden en hoofdddoeken,
ruikend naar fabrieken, leer
maskers maskers maskers
rode maskers paarse maskers roze maskers
Freddy Krueger

richting Besoijen langs hotel Verwiel, Gecroonde Leersse, Hamer
opgewonden voeten vertrappen geraniums voor de Els
plakkaten, vaandels, aanplakbiljetten
Houd Holland blank
Stop de Neutronenbom
Discriminatie nee
Lang leve Pim Fortuyn
woorden op het troittoir gekrabbeld, woorden op de muren gekalkt, woorden op de weg gekrijt
stop - loop door - halt

het geluid van koper en trommels halverwege de straat
kleine meisjes in gele en oranje jurkjes, papieren bloemen, geborduurde vaandels
trouwe zonen van de enige kerk, beesten
maskers, meer maskers
vastgelopen streekvervoer, ALAD
staan op muren, beklimmen van schuttingen
vertrouwde gezichten, gezichten van mijn vrienden in de menigte
de vage gestalten van Bob Dylan en Guus van Cleef
Albert Megens fietst voorzichtig door de massa
een zwarte kat zoekt zijn weg tussen de benen
nog meer posters, borden
De Gruyter
Van Haren schoenen
James Ensor maker van maskers

Heil
Jezus Koning der Joden
strekt zich om een glimp op te vangen van de menigte
rood haar, wit kleed, grijze ezel, vertrouwd gezicht
verkeersborden, zebrapaden
Heer Heer Heer Heer
Heer-lijk Heer-lijk Heer-lijk
Heer-lijk-Hel Heer-lijk-Helder Heer-lijk-Hel
witte vogel sterft stilletjes in portiek
vallende veren, stromen bloed vermengd met lichtreclames
Heer-lijk-Hel
Heer-lijk-Hel-der Heineken
fanfarekorpsen blazen, megafoons brullen
Hoe het ook gaat, wij van de straat
maskers, gejuich, gevloek, narcissen worden onder de voet gelopen, schoenmakers van Jeruzalem, gejuich
dronkaards
strompelend zingend
maskers maskers maskers maskers maskers maskers maskers

Avond
smalle maansikkel, bleekblauwe lucht bevlekt met heldere oranje wolken
kranten, serpentines, afgedankte papieren hoeden
de avondwind blaast ze terug naar het Centrum
mannen met grote bezems vegen goten
ik passeer
hangende jongeren
tevreden winkeliers en
loop naar de Hooisteeg
alleen
lege frietzakken zwerven rond mijn voeten

Volgende morgen in het Brabants Dagblad:
Jezus is naar Waalwijk gekomen. Mensen trokken takken uit laurierheggen, gingen Hem tegemoet en riepen:
Hosanna, gezegend de Komende in de naam des Heren,
de koning van Israël!
Jezus vond een ezel en ging erop zitten, zoals voorspeld was:
‘Vrees niet, dochter van Zion.
Zie, uw koning komt,
gezeten op een ezelsveulen.’
Waalwijk.

Van het oude, nieuwe nest

Vincent van den Hoven :: 2006
geschreven bij de opening op 3 maart 2006 van de Rode & Witte Wijk in Waalwijk

Óp komt ’t zonneke gluren boven de boerderijkes van Het Heike.
Een eerste haan kraait de stilte aan diggelen.
Op het kronkelige zandpad pikt een zelfvoldaan patrijzenpaar
op goed geluk om zich heen, graantje hier, wormpje daar …
De wereld lijkt stil te staan,
al dient zich wel, plompverloren, een spierenrollende
kemphaan aan …

En niet veel later druipen de eerste koeikes af.
Pijlsnel bouwt, op de oude weiden,
een rare vogel zijn nieuwe, stenen nesten:
eerst rode, dan witte, gesloten en aaneengesloten;
daarbinnen geen zomer of winter meer.
Waar eerst de wielewaal klonk, zingen nu
kanaries, roodstaarten en parkieten.

Een nieuwe, hechte kolonie groeit op in rood –
vitaal, energiek, vurig, warmbloedig –
en wit, niet kleurloos wit maar met alle kleuren
in zich, verbonden in verscheidenheid, wit,
onschuldig en ongerept als sneeuw, al is ‘t geen eeuwige …

Want alles is ijdel, alles gaat voorbij.
Al houden we krampachtig vast aan onze zekerheden,
alles is ijdel en gaat voorbij.
Hoe kromp de wijk ineen onder het geweld
dat zo plotseling haar dreigde te verzwelgen.
Maar ook: hoe verzette zij zich,
als een tweekoppige adelaar,
de geest van Biko en Mandela indachtig,
tegen de ondergang
tot zij zegevierde.

En zo groeide daar, op de fundamenten van het oude,
van wat bewaard mocht en moest blijven,
iets nieuws.
Wat doet de vogel waarvan de eieren zijn geraapt?
Wat, als haar nest is verwaaid?
Op een dag richt zij zich op, schudt ze haar veren,
slaat ze haar vleugels uit en, onwennig maar vastberaden,
herneemt ze haar vlucht
Het leven wacht op haar, het wacht ook op u.
Wees gelukkig hier in uw oude, nieuwe nest.

Halvezolenpark

Vincent van den Hoven :: 2007
geschreven ter gelegenheid van de opening van het Halvezolenpark 31 augustus 2007

Loom en lui rekt, in een laatzomers decor,
het glooiende park behaaglijk zich uit.
Haast brutaal heeft het zich, een jonge bruid,
neergelegd in Waalwijk, op ‘t vroegere spoor.

Gul biedt zij haar gaven: de geur van seringen,
en van de korenbloem zijn diepblauwe tint.
Kamille om onrust en stress te verdringen …
leeuwenbek wiebelt zachtgeel in de wind.

Zwanen drijven deftig op de stille parkvijver,
eenden snateren hen kwajongensachtig na.
Boven wilde roosjes dansen aandoenlijk nijver
drie bijtjes. Een leeuwerik zingt luid zijn aria.

Zilvergrijze bruggetjes overspannen het water,
twee kereltjes beproeven hun vissersgeluk.
‘n tienermama met ‘n kinderwagen, en wat later
een bejaard echtpaar met rollator en kruk.

En als de nacht zich legt over onze stede,
en snavels zich tussen de veren steken,
dan zal ’n verliefd stelletje het park betreden
en kerft hij voor haar, - ‘t zij hem vergeven -
een datum in de wilgenboom: 31-8-2007

Vredesplein

Vincent van den Hoven

Jouw koele schoonheid
vraagt om een fluwelen pas
een aarzelende schrede -
onwennig als op het eerste ijs
durft men jouw gladde huid betreden

Plein van vrede
een ijdel en ijl plein ben je
zo heel leeg en sereen
geen geuren geen stemmen

Op mediterrane leest geschoeid
staat strak de terracotta tempel
vingerwijzend naar een vol verleden

Zoveel kinderen speelden hier tussen
uitgelaten draaimolens, suikerspinnen,
olijke visboeren en orgeldraaiers,
schorre marketentsters, brutale venters
en rondhippende duiven

De geur van vis is voorgoed verdwenen,
maar negen duiven bleven, en één kind,
reikend naar vredes koele schoonheid
zo hoog en ver

M'n straotje

Toos Schoondermark

M’n straotje in het Borkse zaand
ins wonde ik en speulde daor,
ge kende allemaol mekaor.
Den Borkse tore waar bekaant
den hogste tore van het laand.
In ’t Veurende kwaam gin verkeer,
we speulde daor meej heel mooi weer;
we knikkerde en hadden lol
en sloegter ies ’n pèrd op hol,
’t kon gin kwaod, er waar rumte zat.
‘k Genoot meej heel m’n keinderziel
van ’t zwemmen in den Bernewiel.

Die beelden uit m’n keindertijd
ze zèn allang vurgoed vurbij
en zelfs het wotter van ’t kenaol
ies nou n’n vuile vieze brij.

Ins stond er op de akkers rog,
ik heur van Haorens fluite nog.
’n Botterbloem aon den overkaant
en speule deeje we in het zaand.
Op straot brochte de vekaantie deur;
het kwaam nooit in augustus veur
det règende, of kwaoi weer waar.
M’n straotje ies verkraacht, vernield,
wè heet de meense toch bezield?
Ge kekt mekaore niej meer aon,
ze kanne gin Borks mir verstaon
en houdoe ies nou daag geworre.

Die beelden uit m’n keindertijd
Ze zèn allang vurgoed vurbij
En zelfs het wotter van ’t kenaol
Ies nou n’n vuile vieze brij.

Bijnaome

Toos Schoondermark

nen Bijnaom hadde zo gekrege,
wij zate daor niej om vurlege.
D’n echten naom kwaam niej zo net,
ze hiette gewoon de lekker Jet.

Hoe kwaam de Kakwang aon z’ne naom,
waor haolde wij die toch vandaon?
Muffie Stink en Mieke Klaai
heel Bork kende ze allebaai.

Joske de pappot, hij vente meej melk,
want melk waar toen ôk al goed vur elk.
En witte wè ze van Okke de Spin vertelde
hij waar niej thuis, mèr naor de dropvelde.

Bet van Cele en den Baoi,
aon ’t Laogende wonde de auw Maoi.
Okke de Spin en ’t Katje
en dan hadde ôk nog ’t Schatje.

Uit den Elshout kwaam ’t Schatje;
ge had de Kiek en ôk ’t Ratje.
Vroege ze de weg, dan zinde aachtermekaor
Anneke de Lekkere, die wônt daor.

Ge had den Boebes, den Buts en de Stèle,
en droegde ‘nen bril, dan hiette de Schèle.
Zo kan’k nog ure verdergaon
mèr meej diej naome ies’t nou gedaon.

Nou kende aamper nog mekaor,
ik vein dè erg, mèr ’t ies echt waor.
Aon ene naom hedde nou vort zat.
Houdoe Boebes, Bult en Kat.

Waalwijk

Toine den Teuling

Ik stel de vraag:
Wie ben jij voor mij?
Het antwoord volgt
Wanneer ik van mijn fiets af stap
Om door het centrum te lopen
Nu lieg ik, want ik fiets gewoon
Lap het fietsverbod aan mijn band
Het antwoord: Ik hou van Waalwijk
Zou ook een leugen zijn
Het is geen liefde
Het is gewenning
De incomplete leugen
Ik kan van gewenning houden
Zo kijk ik rond wanneer ik fiets
Herken de gebouwen
Gelukkig niet alle vrouwen
Hou van het vertrouwde
Haat de saaiheid
De pretentieuze pretenties
Om een stad te zijn
De onrealistische realiteit
Van een stad dat een dorp is
Op zondag kan ik dood neer vallen
Al weer gereïncarneerd zijn
Voor dat iemand het merkt
Er loopt niemand op straat
Om mij te redden van de dood
Nu weet ik dat ik hier niet wil sterven
Aan mijn liefde voor gewenning
Ik sterf liever aan liefde
Of aan een verslaving

Looiersgrond

Marian Mahieu-Stokwielder
geschreven voor de 60e verjaardag van Wim Mombers, oprichter van ‘’t Mom’, laboratorium voor de kunst.

Diep respect
voor overgrootvader
herbergier
die hier
zocht …
en vond
deze grond
aan een kleine rivier
met water dat stroomde
voor de looiers

Die grondlegger
plaatste de hakken
in zijn Waalwijkse grond.
En aardde.

Hij bouwde een ruimte
een plek
om dierenvellen
van ver weg
ruwe huid nog
uit Afrika
Zuid-Amerika, de Oost
te temmen
tot Brabants leder
tuigleder
stug nog
maar toch
zeer begeerd leder!

Deze plek werd grondgebied
van rauwe ontvlezing
moeizame ontharing
door arbeiders
ambachtslieden
van wie
druipend lichaamsvocht
drupte
in de putten
en zich vermengde
met de looizuren.
Onder deze grond.

Vooruitgang
liet
het leder
soepeler máken.
Meer
grondeigenaren
eisten grondrechten.

Maar zij kwamen tenslotte
jammerlijk
met de handen in het haar
vol stroppende klitten terecht

En de achterkleinzoon
besloot
deze grond
met zijn eigen handen
te bewerken
met de grondhouding
van de grondlegger
tot een
laboratorium voor de kunst.

Waalwijk - Besoijen

Ton van Reen (1994)

Wat verloren sta ik in de Grotestraat
het oude huis waarin ik ben geboren
blijkt lang geleden met de grond gelijkgemaakt
de beelden in mijn hoofd bewaard zijn afgebroken
thuis en tuin van toen zijn zoekgeraakt

Waar vroeger binnen was is buiten
of toch weer binnen in een ander huis
groter en leger met hoge blinde ruiten

Daar stond het ouderlijk bed, de lakens stijf gesteven
nu vind ik er een perk, viooltjes, gras, wat grind
een berk, geweven twijgen van een nest, de jongen uitgevlogen
vogels die zijn weggepest of net als ik zijn heengegaan
om na vervolgen jaren hier nog eens stil te staan

Een kinderstem kaatst door de straat
ik huiver, het is de echo van mijn broertjes roep
vijftig jaar geleden stond hij op de stoep
- broertje broertje, kom je buiten? -

Ik spiegel me in blinde ruiten
blinkend als de regenplas
waarin ik mezelf voor het eerst zag
een halve eeuw krast tekens in het glas
mijn naam, met vingers op de ruit geschreven
vertelt dat ik kind ben gebleven
- broertje, broertje, kom je spelen?
broertje, broertje, kom je buiten? -

De koning zonder kroon

Daphne van Breemen :: 2016
gedicht naar aanleiding van de uitsluiting van Yuri van Gelder tijdens de Olympische Spelen

Ik zie je zitten in het vliegtuig, ogen gesloten,
de aanblik van Rio is niet langer te verdragen. Een zucht ontsnapt.
De wanhoop verraadt dat je zelf ook niet weet hoe je van Waalwijks
jongetje ineens de Lord of the Rings werd, die viel, opstond en weer onderuitging.

De finale was bereikt. De koning zou voor het oog van
de hele wereld zijn zetel betreden, voor het oog van al zijn
vijanden die hun zwaarden al gereed hadden.
In jouw Waalwijk waren ze trots en proostten ze met je mee.

Niet lang, want wat volgens de Waalwijkse morele brigade
bij één biertje moest blijven, werd in hun ogen een hele krat.
Zo verloor je van jezelf en van de stad waar je, vrees je nu,
voor de meesten alleen een held bent als je nooit de regels schendt.

Want wie niet van zijn fouten wil leren, zal blijven falen.
Maar wie zelf wel eens in de fout is gegaan, weet dat je
een misstap niet voorkomt, als niemand meer in je gelooft.
En ik denk terug aan de enige keer dat we elkaar ontmoetten.

Het was een jaar of acht geleden, toen ik als jong meisje
bij het bekendste rookworstenwarenhuis werkte
en jij plots voor me stond. Je was intussen al een aantal jaren
onze Waalwijkse koning van de ringen.

Had je je kroon toen maar gedragen, dan kwam je misschien
nog boven de toonbank uit. Je bestelde een rookworst
en ik stelde me voor hoe ik later, als jij nog steeds
de ringenkoning zou zijn, zou zeggen:

Aan deze Olympisch Kampioen heb ik ooit een worst verkocht.
Het zal bij een voorstelling blijven.

De dichters

Hans Branderhorst

Hans Branderhorst, geboren in Waalwijk in 1960. Uiteindelijk toch zijn Havodiploma gehaald aan het W.V.O.C. Carrière van stratenmaker tot stadsdichter. “Zonder straten geen stad”. Vanaf 2009 weer actief met poëzie, via Zus op Zondag, stadsdichter 2010/2011 tot Wolluk.nl. “Ik haal overal inspiratie uit”.

Abraham van Collem

Abraham van Collem werd geboren in Rotterdam op 18 oktober 1858. Zijn eerste bundel prozaschetsen kwam uit in 1891 onder de naam "Russische melodieën". Het was een felle reactie op de pogroms in Rusland, mede wanwege zijn joodse achtergrond. Van Collems dichterlijke ontplooiing vindt plaats na zijn vijftigste levensjaar. Hij publiceert onder andere in socialistische maandblad De Nieuwe Tijd. Diverse werken volgenden en Van Collem schaarde zich met zijn stijl naast namen als Gorter, Henriette Roland Holst en Adama van Scheltema. Van Collem maakte ook gebruik van pseudoniemen, hij schreef onder de namen Lodewijk Gangwater, Bram Westergeest.

Frans Hagendoorn

Frans Hagendoorn (1950) woont inmiddels ruim 40 jaar in Waalwijk. Was steegdichter in de Hooisteeg, is nu duindichter in de Fellenoord.
Houdt niet van tuinieren, stofzuigen, afwassen en termieten. Geef ze een klomp en ze vreten je hele boerderij op. En dat emotieloos.
Poëzie is soms een klap in je gezicht. En soms een lichte aanraking van je wang, teder, erotisch. Troostend. Een arm om je schouder.
Poëzie is het uitdrukken van emotie in de hoop dat anderen zich erin herkennen. Minder termiet worden. Bewuster knagen.

Vincent van den Hoven

Vincent van den Hoven is geboren in Schijndel op 4 augustus 1956. Hij studeerde in Utrecht Nederlandse Taal en Letterkunde.Daar groeide ook zijn belangstelling en liefde voor de poëzie en voor de schrijfkunst in het algemeen. Na zijn opleiding werkte hij als docent Nederlands. Vincent schreef veel gelegenheidsgedichten en, later, columns die meestal als onderwerp het onderwijs hebben en werden gepubliceerd in vakbladen. In 2005 werd  hij Stadsdichter van Waalwijk. Met trots vervulde hij dit ambt tot 2007. Op het Vredesplein ligt een fragment van een gedicht van zijn hand in steen gebeiteld.

Toos Schoondermark

Toos (1941) bezocht de Openbare School in de Stationsstraat waar de bekende onderwijzer Tini v.d. Heijden een inspiratiebron was. Schrijft in het Borks/Wolluks dialect. Maatschappelijk werkster, paranormaal begaafd. Schreef “Borkse Praot”, “Okke” en boeken over haar voorouders.