Skip to main content

Suppoost

Sinds ik – geheel vrijwillig – geen betaalde baan meer heb, ben ik natuurlijk op zoek. Naar een nieuwe baan, maar zolang dat niet lukt in ieder geval naar een zinnige tijdsbesteding die mij ook nog voldoening schenkt. Dat lukt aardig: ik kan een beetje schrijven en ook ouwehoeren gaat mij redelijk af, heb ik me laten vertellen. Dan mag je weleens stukjes tikken of ergens de zaak aan elkaar komen praten. Mijn ervaring is dat als je je daar voor openstelt, je vanzelf van het een in het ander rolt. Heb geen medelijden met mij, ik red me prima.

Deze week liep ik plots tegen iets aan waar mijn hart sneller door ging kloppen. Misschien wel omdat het niks journalistieks is. Ik sprak voor een artikel met Toon Gouda, een van de mensen die hard bezig is met een tentoonstelling over de Waalwijkse kunstenaarsfamilie Van Delft: Dorus, zijn zoons Jan en Theo en Theo Jansz. Anderhalve eeuw schilderen, tekenen, beeldhouwen, lesgeven en nog veel meer. Die tentoonstelling vindt in april en mei plaats in het Huis van Waalwijk, het oude Kropholler-raadhuis dat tegenwoordig voor allerlei evenementen te huur is, ik geloof voor 75 euro per dag.

Dat was bij de ongelooflijk druk bezochte tentoonstelling over Wolluk in de Sixties een probleem, heb ik me laten vertellen. Het is niet alleen moeilijk voor een organisatie om aan voldoende vrijwilligers te komen om het Huis tijdens de openingstijden te bemannen en bevrouwen. Ze durfden toen ook geen entree te vragen, dat zou weleens een drempel kunnen opwerpen. En veel geld was er niet.

Nu heb ik niemand gesproken die er toen niet een paar euro voor over gehad zou hebben om naar binnen te mogen bij dit feest van de nostalgie. Als de organisatie een emmer had neergezet bij de deur waar een vrijwillige bijdrage in kon, dan had de Sixties-expo nog weken open kunnen blijven. Een les voor de toekomst.

Maar de stichting die het Huis onder zijn hoede heeft, is er in geslaagd genoeg mensen enthousiast te krijgen om de Van Delft-expositie twee maanden te runnen, drie middagen in de week. En toen Toon mij daar zo over vertelde, zag ik het ineens voor me. Ikzelf als gastheer bij de expositie, in de weer met koffie, of mensen welkom hetend bij de deur. Of, mooier nog, als een ware suppoost door de zalen dwalend, kijkend of mensen dingen doen die ze niet mogen of iets vertellend over de Van Delfts. Het Huis van Waalwijk kan op mij rekenen die twee maanden.

Joep Trommelen   26 januari 2016